Zo…die ingreep viel niet mee!

Zo, Geldsnor is weer een beetje in het land der levenden. Afgelopen vrijdag was het zover: mijn vasectomie. Ik zag er eerst huizenhoog tegenop, maar was uiteindelijk niet zenuwachtig. Het viel mee, aan 1 kant.

Maar toen kwam de andere kant. Kijk, nu is het zo dat ik voor de meeste lokale verdoving niet zo gevoelig ben. Dat heb ik al dikwijls meegemaakt bij tandarts en kaakchirurg. Maar in dit gebied is het next level. Ik heb hier al heel wat pijn meegemaakt.

En dit was net zo afschuwelijk. Krijsend als een klein kind heb ik de dokter gesmeekt te stoppen. Ik ben even flauwgevallen, en werd wakker badend in het zweet, met natte handdoeken rondom mijn hoofd. Het was niet alleen de pijn, maar ook een stuk herbeleving.

Ze wilde het nog 1 keer proberen, als het mocht. Anders zou ik naar de operatiekamer gaan onder volledige narcose. Nu ging het wel. Jeetje. Dit was letterlijk klote.

Het herstel valt nu mee. Ik lig al 2 dagen als lethargisch lui varken in mijn bed. Ik wil geen risico’s op complicaties of dat in ieder geval inperken. De arts zei dat ik zo rustig mogelijk aan moet doen. Dus dat doe ik dan maar.

Geldsnor kan wel huilen…

Ik kan wel huilen. Van geluk, wel te verstaan. Ik heb het de afgelopen jaren niet makkelijk gehad, met name met mezelf. Zonder het al te zwaar te willen maken, want er zijn miljoenen mensen die het slechter hebben gehad denk ik.

Maar toch; het feit dat anderen het slechter hebben maakte het voor mij niet beter. Ik ben van een goede baan naar het ondernemerschap gegaan, en van daaruit weer in loondienst. Ik ben ondernemend, maar geen ondernemer. Daar ben ik wel achtergekomen. Los van dat feit, was ik eenzaam. Nooit alleen, maar wel eenzaam. In de coronaperiode zag ik weinig mensen. Ik kwam niet op kantoor en sprak en zag vooral mijn ouders, schoonouders, vrouw & kinderen en onze beste vrienden die hier in het dorp wonen en waarvan de kinderen bij de onze in de klas zitten.

Verder niemand. Ik raakte de werkelijkheid wat uit het oog, had geen idee wat er speelde in de maatschappij. Damn, ik heb zelfs wel eens een coronatest bij de GGD laten doen puur om de deur uit te zijn en andere volwassenen te zien!

Mijn goede baan met een inkomen van meer dan 100.000 EUR bruto heb ik in eerste instantie “ingekort”. Ik heb vrijwel de hele coronaperiode slechts 3 dagen per week gewerkt en 2 dagen ouderschapsverlof gehad. Heerlijk, ondanks de hierboven genoemde beperkingen. Uiteindelijk heb ik deze baan opgegeven, ondanks dat ik 1 van de oprichters van het bedrijf was. Het duurde me te lang, ik was ongeduldig en wilde voor mezelf beginnen. Ik heb mezelf bezig gehouden, en goed weten te bedruipen. Maar wel allemaal vanuit huis. Saai, leeg, eenzaam. Het eigen bedrijf vergde uiteindelijk teveel investeringen (denk aan: tonnen) en is met de “collapse” van de Angel Investment wereld en durfkapitaalbanken uiteindelijk de juiste beslissing geweest: stoppen.

Ik ben terug in loondienst gegaan, en ben gaan werken voor een manager waarvan ik eerst de manager was. Het kan verkeren. Maar we gaan er beiden makkelijk mee om: de beste man is één van mijn beste vrienden en de enige op de wereld waar ik zakelijk-intellectueel gezien mee kan sparren.

Dit heeft zéér zwaar meegewogen in de beslissing om niet in een ander land te gaan werken. Ik heb hem, onze gesprekken en onze samenwerking dermate gemist, dat ik het niet kon verdragen dat op te geven. Dat klinkt misschien gek: want je zou kunnen lezen dat ik het risico mijn gezin en vrouw te verliezen dus wel wil nemen. Maar dat is niet zo: ik zag simpelweg op dat moment niet dat het een risico kán zijn om je vrouw en kinderen te verliezen door je eigen carriere keuzes. Deze man opende mijn ogen, en stelde enkele rake vragen. Precies daarom is hij ook zo verrekte goed in zijn werk.

Vandaag kwam ik thuis van mijn werk, op een dag die anders liep dan vooraf ingeschat. Samen hebben we een keiharde onderhandeling gevoerd met een leverancier. Dat is namelijk ons werk. Onderhandelen is teamwerk en véél werk. De niet-oplettende kijker denkt dat onderhandelen het werk is wat je op de markt doet: afdingen en de laagste prijs krijgen. Maar dat is niet zo. Het is oneindig complex met veel nuances. Op tafel slaan met je vuisten en gaan schreeuwen werkt niet.

Goede onderhandelingen vergen tijd. Veel tijd. Heel veel tijd: een onderhandeling van een uur kan zomaar 20 tot 30 uur voorbereidingstijd vergen. Data verzamelen, data controleren. Scenario’s opbouwen, de scenario’s bekijken vanuit de rol van de leverancier, hun cultuur in gedachten nemen. Hoe zit hun bedrijfscultuur in elkaar, hoe zijn de financiën. Kúnnen ze wat wij vragen of nodig hebben. Of hebben ze niets te verliezen?

In dit geval betreft het een serie zeer complexe onderhandelingen waar ik verder niet over zal uitwijden. Want een aantal mensen weten wie ik ben en kunnen achterhalen wat ik doe met wie. Dat is niet de bedoeling. Maar lieve lezers: wat heb ik hier intens van genoten! Dit heb ik echt gemist. Het teamwerk, het sparren, de flauwe grappen en soms keiharde en foute humor. En als kers op de taart krijg ik er nog voor betaald ook! Er is geen baan leuker (voor iemand met mijn persoonlijkheid) dan strategisch inkoper te zijn. Het is een mix van financieel management, logistiek, interpersoonlijke vaardigheden, communicatie en data verzamelen. Genieten!

Enfin: ik kwam dus thuis. Mijn schoonmoeder had de kinderen van school gehaald, omdat de dag anders liep dan anders. Op de oprit hoorde ik mijn zoon al: Papa! We hebben een hut gemaakt!
En ja hoor: op het grasveld stond zo ongeveer al het speelgoed uitgestald. Verschillende kamers hadden ze gemaakt met bij alles een verhaal. Zo leuk, zo aandoenlijk. Ik kon wel janken bij de aanblik. Of vooral bij de gedachte: Als ik een andere uitdaging had geaccepteerd, had ik dit gemist. Niets is dat waard. Nooit.

Doet ie het of doet ie het niet…

Lang verhaal kort: ik ga niet in het buitenland werken. Ondanks het onweerstaanbare aanbod, is het toch te weerstaan.

Waarom, zou je denken? Het was mijn droom. Het is mijn droom. En het was de moeilijkste beslissing ooit, echt waar.

Maar er spelen meerdere dingen. Ik ben niet alleen. Ik heb een gezin waar ik verantwoordelijk voor ben. Mede, uiteraard. Maar het risico is enorm. Stel dat het werk leuk is. Maar het thuis niet te doen is? Voor je het weet is je relatie onherstelbaar beschadigd.

Niets is me dat waard. Er is niets wat me meer waard is dan mijn gezin. In economische termen zou je zeggen dat de opwaartse winst niet opweegt tegen het neerwaartse risico.

Zo kwam ik van de week thuis, en de kinderen en Lieftallige Echtgenote waren de hele dag thuis. Dan zijn er twee opties: ze zijn moe en jengelig, of gezellige koters. In het eerste geval moet ik haar ondersteunen. In het tweede geval kan ik iets leuks met de Kids doen. Een spelletje, buitenspelen, voetballen. Niets van dat alles kan ik 350km verderop.

Maar er speelt nog iets anders. Wat als het na een paar jaar niet genoeg is. Wat als ik nog meer wil, en hetzelfde riedeltje zich herhaald? Wat als ik ten prooi val aan meermeermeersyndroom?

En de doorslag. Die kwam door eenzaamheid. Tsjee, wat ben ik alleen geweest in de coronacrisis. Al dat thuiswerken. Geen collega’s, niet sparren, geen geouwehoer en foute grappen. Ik heb het gemist.

Als ik ergens anders zou werken, en dan bedoel ik in een ander land met andere taal en cultuur, en dan ook nog de baas ben van het geheel…No way dat iemand ouwehoert met de baas. Of dat ik de taal voldoende machtig ben om het te begrijpen.

Ik ben dan niet alleen, maar wel eenzaam. Dat wil ik niet. Dat trek ik niet. Dat doe ik niet.

Zo, en waar staan we nu?

Eerder deze week heb ik al geschreven over het duivelse dilemma. Wel of niet een baan accepteren in een ander land, waarbij ik veel verantwoordelijkheid draag maar niet hoef te emigreren.

Er zijn véél reacties op gekomen (dank daarvoor) en héél veel gelezen (>1500x). Nu is het altijd lastig om de finesses en nuances van een relatie te vangen in woorden. Maar het is zeker niet zo dat mijn carriere belangrijker is dan die van mijn vrouw. Zij werkt 28 uur per week en heeft daar heel lang voor gestudeerd. Ze heeft een grote maatschappelijke betekenis en impact op haar directe patiënten en op geen enkele manier wil ik haar beperken in haar werk of carriere.

Dat is voor het grootste deel ook helemaal niet nodig. De dagen die ik “op de fabriek” zou zijn, zijn voor haar dagen dat ze vrij is. De offers zitten in het niet langer ’s avonds samen eten: we eten nu 5 dagen per week met zijn allen. 2 dagen eet zij niet mee, omdat ze patiënten ziet. Als ik deze job accepteer, valt dat terug naar vermoedelijk 2 dagen per week: alleen in het weekend. Want op dinsdag & vrijdag zou ik pas na het eten thuiskomen en op maandag helemaal niet.

Enfin, de grootste uitdaging zit dus ook wel daarin. In het verleden heb ik geen offers gebracht per se voor haar, maar voor het gezin. Het waren ook niet alleen maar “offers”, maar ook gewoon keuzes die goed voelden. De afgelopen jaren ben ik héél veel thuiis geweest, de jaren daarvoor werkten we eigenlijk allebei fulltime en waren we allebei niet veel thuis.

Aan de andere kant is dat niet per se iets waar ik naar terugverlang. Ons leven is nu overzichtelijk en eenvoudig. We komen makkelijk rond, dus geld is niet de drijfveer. Dat neemt niet weg dat ik wel degelijk zal uitzoeken wat het financieel precies betekent. Maar dat is logisch. Maar het beïnvloedt niet direct de beslissing. Want de belangrijkste dingen kun je met geld niet kopen.

Maar we kunnen wel veel sparen, waarmee we over enkele jaren wel meer vrijheid hebben. En dan bedoel ik geen termijn van 5 of 10 jaar, maar over een jaar of 2. Het is ook geen keuze die we zouden maken voor de rest van het leven, maar echt voor een paar jaar. Daarna kan ik altijd weer dichterbij gaan werken toch?

De angst van Lieftallige Echtgenote zit dan ook niet in de normale werkverdeling, maar in de glijdende schaal. Dat ik op donderdagavond alvast vertrek bijvoorbeeld, of op zondag. Of toch een keer een hele week blijf. Of op de tussenliggende dagen nog naar X, Y of Z moet. Dat ik minder thuis ben dan wat nu het beoogde plan zou zijn.

Conclusie: we hebben nog geen beslissingen genomen. We moeten er beiden achter staan, want we hebben hier beiden veel over te vinden.
Qua onze relatie: we zijn al bijna 25 jaar samen. Dat zit wel aardig goed.

Een onweerstaanbaar aanbod

Let op: onderstaande verhaal is op bepaalde punten aangepast omdat het anders wel érg specifiek is en makkelijk terug te halen “wie ik ben”. Vooral voor de betrokkenen.

Geldsnor is een dromer. Niet in de gebruikelijke betekenis van het woord. Maar in een iets andere betekenis: ik heb veel verschillende dromen gehad, omdat ik nu eenmaal veel interesses heb. Eén er van is sporten en klimmen. In die richting lag mijn startup, die ik inmiddels aan de wilgen heb gehangen.
Een andere is in de richting van mijn werk. Daarmee kan ik nog wel veel kanten op: mijn interesses op het werkgebied liggen in de richting van Operations Management (capaciteitsplanning, inkoop, supply chain planning) en Finance. Maar dan wel de financiën ondersteunend aan de operatie: cashplanning en liquiditeit voornamelijk. Er zijn ook takken in de financiële wereld die wij “financial engineering” noemen, wat ik minder relevant vind.

De interesses in operations management heb ik altijd gehad. Al op jonge leeftijd heb ik de boeken van Goldratt verslonden. Voor bekenden in deze wereld: dit is een soort van de Bijbel. In een notendop gaat het er om dat je in productieprocessen altijd een bottleneck hebt. En alles wat er gebeurt in je fabriek moet ondergeschikt zijn aan deze bottleneck: de output van je bottleneck is bepalend voor de gehele output van je fabriek. Alle moeite die je steekt in ándere dingen dan je bottleneck is verspilde moeite.

Dit kun je simpelweg bewijzen: neem 4 machines op een rij. Ieder eindproduct van een machine is de voeding voor de volgende stap. Machine 1 produceert 100 units per uur. Machine 2 heeft een capaciteit van 100 stuks. En machine 3 heeft een output van 50 stuks, gevolgd door machine 4 met een output van 100 stuks.
Hoeveel eenheden worden er per uur geproduceerd? Juist. 50! Want machine 3 kan er niet meer dan 50 maken. Ook als je de hoeveelheid “input” verdubbelt is er geen extra productie op machine 3. Die blijft maximaal 50 leveren.
Nu lopen machine 2 en 3 tegelijkertijd kapot en je kunt er maar 1 tegelijk repareren. De reparatie van machine 2 duurt een uur, die van machine 3 kost 6 uur. Welke repareer je eerst? Uiteraard machine 3. Want 6 uur productie verliezen kost je 300 stuks productie. Na 7 uur (in totaal) is machine 2 ook gerepareerd. De achterstand heeft machine 2 zó ingelopen, terwijl een achterstand op de bottleneck per definitie nooit meer ingelopen kan worden.

Goed, bovenstaande vind ik dus waanzinnig interessant. Ik heb meer boeken in deze richting gelezen, zoals The Gold Mine en studies gedaan in de richting van Lean Management. Briljant en heerlijk voer voor mijn brein.

Hoe wáánzinnig tof zou het zijn om een fabriek te kopen en deze te verbeteren? Met alle tegenvallers die er zijn, maar ook de successen. Is er iets leukers dan dat?

Het telefoontje

Enkele weken geleden werd ik gebeld door een ex-collega die inmiddels vrij hoog in een organisatie bivakkeert.. “Hey Geldsnor. Ik zie dat je net ergens werkt. Maar toch heb ik een vraagje. Ik zoek een directeur voor xxxx, bestaande uit een fabriekslocatie en een verkoopkantoor elders.”

Oef. De rest kun je raden. Er is mij gevraagd om directeur te worden van een dochteronderneming van een groot bedrijf. De betreffende dochteronderneming is niet heel groot, rond de 100 personen. Het is zo’n type aanbod wat je niet vaak krijgt. De kans om precies te doen waarvan ik jaren heb gedroomd. Exact waarvoor ik gestudeerd heb.

Het Addertje

Maar er is een addertje in het gras. Het is ver weg en in een ander land. Niet zo ver weg dat ik niet thuis kan zijn op de belangrijke momenten: het is onder de 4 uur rijden. Maar het is wel een andere cultuur en een andere taal. En de nodige aanpassingen die er in het gezin moeten plaatsvinden om dit voor elkaar te boksen.

Daarbij speelt ook nog het feit dat ik pas net begonnen ben bij mijn huidige werkgever, waar ik op voordracht van een vriend binnen ben gekomen. Dat is een schip dat je verbrandt.

Het gaat me dan ook niet om het geld: natuurlijk is het een zeer goed betaalde baan, met een prima auto van de zaak. Maar ik heb al een auto, en ik kom meer dan prima rond. Het zou dus puur om de uitdaging gaan.

Het is dan ook best een lastige overweging. Een lang gekoesterde droom, waarvan je niet verwacht dat het ooit zal gaan gebeuren. Gemodereerd door de moeilijkheid van een bedrijf te leiden, in een andere taal en cultuur en gedeeltelijk op afstand. Ik zou 3 tot 4 dagen per week op locatie zijn. En dat heeft een flinke impact op het gezinsleven.

Anderzijds heb ik andere fabrieksdirecteuren gesproken. Die gaven me wel iets belangrijks mee: vergeet niet dat je zélf de baas bent over de agenda. Als jij er bent, komen mensen naar jou toe. Je hoeft je niet aan te passen aan de agenda van een ander.
En natuurlijk kan ik ook de nodige gesprekken voeren in de auto. Daar zit ik tenslotte toch een uurtje of 15 per week in (al zal het in de ochtend voor de meeste mensen te vroeg zijn om te bellen).

Enfin, de kogel is nog niet door kerk. Ik kan oprecht zeggen dat ik wenste dat het telefoontje nooit gekomen was. Wat je eenmaal gezien hebt, kun je niet meer ontzien. Wat je gehoord hebt, kun je niet onthoren. De geest is uit de fles, en die past er nooit meer in.
Welke beslissing we ook nemen (want vrouwlief is hier ook onderdeel in, uiteraard): het is nooit de juiste.
Als ik het doe, zal zij daar iets van vinden. Ze staat niet te trappelen, zullen we maar zeggen. Als ik het niet doe, zal ik het haar aanrekenen. Ik kan zeggen van niet. Maar dat zou onjuist zijn, een leugen. Ik heb eerder een aanbod laten varen, waar ik nog steeds diepe, diepe spijt van heb.

Dit is oprecht de moeilijkste keuze van mijn leven. Het verscheurt me, maar het drijft me ook vooruit. Ik heb hier zóveel zin in, dat ik bijna uit elkaar barst. En aan de andere kant zie ik mijn Lieftallige Echtgenote, op de bank, in tranen.
Qu’est-ce que je dois faire.

Bad boys for life

Al wekenlang staat dit bericht klaar als concept. En ik heb het al meerdere keren herschreven. Het is namelijk nogal persoonlijk. Maar ik wil het toch van me afschrijven. Op een aantal vlakken gaat het namelijk helemaal niet zo goed met mij.

Dat heeft alles te maken met het verleden. Met mijn verleden. Het gekke is: ik heb eigenlijk altijd gedacht dat ik wel een redelijke jeugd heb gehad. Pas de laatste jaren realiseer ik me dat ik dat eigenlijk helemaal niet weet. Ik heb vrijwel geen herinneringen aan vroeger.

Die kan ik ook niet ophalen: mijn ouders hebben zelden tot nooit foto’s gemaakt en bewegende beelden bestaan al helemaal niet. Dat laatste is voor iemand van mijn generatie niet zo gek: de home video recorder kwam pas net op aan het begin van de jaren ’90.

Met het krijgen van kinderen en zelf ouder worden heb ik echter steeds meer moeite met de keuzes die mijn ouders gemaakt hebben. Ik begrijp ze niet – ook al zijn ze gemaakt in alle onschuld.

Verhuizen – verhuizen – verhuizen

Mijn levensverhaal begint ergens in de jaren ’80 in een middelgrote provinciale stad. In een vinex-wijk van deze stad om precies te zijn. Ik ben de jongste uit een groter gezin. Onze ouders zijn nooit gescheiden en zijn liefdevol naar elkaar toe – en ook naar ons, met uiteraard hun eigen eigenaardigheden.

Toen ik enkele jaren oud was verhuisden we naar de andere kant van de stad. Op die leeftijd had het net zo goed de andere kant van de wereld kunnen zijn: einde kinderdagverblijf en opgroeien in een ander stadsdeel. Voor mijn overige gezinsgenoten die enkele jaren ouder zijn was het vervelender: zij zaten allemaal al op de basisschool, een enkeling zelfs ver richting het eind van de basisschool.
Enkele jaren later verhuisden we weer. Ditmaal een kleine 100km verderop – om een paar jaar later weer terug te verhuizen. Mijn peutertijd tot groep acht heb ik zodoende doorgebracht op meerdere kinderdagverblijven en meerdere basisscholen.

Met terugwerkende kracht begrijp ik deze keuzes niet. Waarom moest je werk zoeken aan de andere kant van het land pap? Was er dan echt niets dichterbij? We woonden verdorie in een grote stad! Er is toch wel iets te vinden? Waarom? Waarom iedere keer ons opnieuw uit de omgeving trekken en ergens anders heen slepen?
Was het luiheid, omdat er verbouwd of geverfd moest worden? Was het de drang naar iets nieuws, naar avontuur? Was het een vlucht naar voren, of heimwee naar achter?

Op 1 van de plekken waar we kwamen te wonen zijn we de eerste 2 kwijtgeraakt. Niet overleden, maar in overdrachtelijke zin. Mijn oudste zus ging al snel uit huis nadat we weer terugverhuisd waren – ze had een vriend aan de andere kant van het land die een paar jaar ouder was. Mijn andere zus vertrok een aantal jaar later. Daar speelden zoveel problemen mee dat ik het niet eens uit kan leggen. Het meeste weet ik niet: ik heb geen herinneringen aan de jaren dat mijn zussen thuis woonden. Afgezien van wat sporadische losse momenten. Dat is ook wel logisch: zij waren al pubers toen ik nog een peuter was.

Zij hebben veel herinneringen aan de vakanties van vroeger. Ik niet: ik was 8 toen we voor het laatst met zijn allen op vakantie gingen. Vanaf mijn tiende gingen we nog slechts met zijn vieren. Vanaf 14e heb ik mijn zussen en broer nauwelijks nog gezien.

Goede bedoelingen

Ongetwijfeld is er van alles met goede bedoelingen gebeurd. Of het smoesjes zijn achteraf of echte verklaren weet ik niet. Zo zijn ze op 1 plek verhuisd ómdat mijn zus daar een relatie kreeg met iemand die niet geschikt was of als dusdanig bevonden was. Het resultaat van de verhuizing was echter tegengesteld: ze bleef bij hem achter. Totdat hij gearresteerd werd – waarvoor laat ik even in het midden.
Een andere verhuizing was het gevolg van de misere die mijn andere zus creëerde. Daar wilden ze van weg zijn. Ze loog alles bij elkaar. Van kleine dingen tot ernstiger fraude en extreme medische gebeurtenissen. Een andere verhuizing was het gevolg van er willen zijn voor haar.

Toen we allemaal uit huis waren (dat is inmiddels meer dan 20 jaar geleden), kreeg mijn vader het wél voor elkaar om al die jaren op en neer te rijden naar zijn werk. 200km per dag. Waarom toen wel? Waarom niet toen we jonger waren? Natuurlijk begrijp ik dat het andere tijden waren en dat je dichter bij huis wilde zijn. Natuurlijk begrijp ik dat de liefde van je leven (mijn moeder) soms dichter bij sterven dan bij leven zat. Maar waren wij dan niet belangrijk?

Liefhebben

Mijn ouders hebben ons altijd lief gehad. Daar twijfel ik geen moment aan. Maar ze zijn ook van het type “voel je niet verplicht”. In een disfunctioneel gezin zoals wij geworden zijn, voelen wij ons ook niet verplicht. We zijn vreemden voor elkaar, die elkaar soms jaren niet zien. Soms met als excuus dat we meer dan 200km uit elkaar wonen. Soms is de reden dát we zover uit elkaar wonen een gevolg van het feit dat we geen gedeelde historie hebben. Geen ouderlijk huis om naar terug te keren. Geen verjaardagsfeestjes, kerst, pasen of oud& nieuw wat we gezamenlijk vieren. Onze enige overeenkomst is inmiddels dat we hetzelfde geboortekanaal hebben gedeeld.

Vroeger, en dan praat ik over bijna 30 jaar geleden, kon ik heel goed overweg met mijn jongste zus. Ze leerde me Frans, want dat leerde zij net op de basisschool. Ze had een singeltje van Meat Loaf wat ze draaide op haar kamer. Eén van de weinige, doch dierbare herinneringen. Een schril contrast met het manipulatieve leugenachtige wezen waar ze later toe verworden is. Zij heeft ook last gehad van de verhuizingen en alle andere dingen.

Verder heb ik altijd een kamer gedeeld met mijn broer. De grootste lol hebben we gehad, al ken ik geen details meer. Vanaf mijn puberteit verslofde dit. We waren weer eens verhuisd en hij ging ergens studeren. Hij is nooit meer thuisgeweest en na zijn studie geëmigreerd.

Tegelijkertijd hebben we nooit een voorbeeld gekregen: mijn ouders hadden een openlijke hekel aan mijn grootouders van 1 kant. De familie aan de andere kant deugde ook niet en zagen we nooit. Zelf hebben we dit dus niet met de paplepel ingegoten gekregen.

Geld, carriere en gebrek aan doorzettingsvermogen

Ook over geld hebben we nooit iets geleerd. Behalve dat het op moet als het kan: spaarzaam waren we niet en geld was er dan ook nooit. Ze hebben in alle verhuizingen meer dan een heel huis aan overdrachtsbelasting betaald. Pas sinds enkele jaren is een eventuele erfenis spreekwoordelijk positief.
Uit ongetwijfeld opnieuw goede bedoelingen werd ons op veel gebieden geen strobreed in de weg gelegd. Als je geld verdiend had mocht je het uitgeven zoals je wilt. Nieuwe mountainbike, playstation of een vakantie? Lekker doen. Nobel, maar ik had graag gezien dat ze iets meer wijsheid bij hadden gebracht.

Maar vooral had ik graag gezien dat ze ons geleerd hadden of gedwongen hadden om dingen af te maken. Van ons allemaal heeft er maar ééntje normaal de middelbare school doorlopen en is gaan studeren. Niet dat dit een must is. Maar we hebben destijds ook niet iets anders geleerd. Geen vak, geen beroep. We zijn gewoon gaan fladderen. Persoonlijk heb ik dit later ruimschoots goedgemaakt.
Maar is het zó slecht om tegen je puberkinderen te zeggen dat je gewoon je huiswerk moet maken? Dat je moet leren, huiswerk nakijken of overhoren? Dat je verdorie gewoon afmaakt waar je aan begonnen bent? Dat als je een sport kiest, dat je daar voor kiest en niet na 2 maanden iets anders mag kiezen? Of 2 weken?
Ook had ik graag geleerd om ambitieus te zijn. Ik ben het geworden – maar niet zo opgevoed.

Bad Boys for Life

Was het dan allemaal slecht? Neev – ik heb in mijn jeugdjaren het niet eens ervaren als slecht. Mijn zussen waren snel het huis uit waardoor ik mijn puberteit in rust en ruimte heb kunnen doorbrengen. Ik ben van de generatie van Will Smith, althans van zijn films en series. Fresh Prince of Bel Air (yoho, see you later!), Independence Day en Bad Boys. En Bad Boys 2 – en meer recentelijk Bad Boys for Life. Veel van die films keek ik met mijn beste maat, die uit een redelijk normaal gezin komt (al heeft ieder huis en ook het zijne een kruisje). Maar in ieder geval was zijn zus geen gestoorde manipulatieve psycho-bitch.

De film bracht tranen in mijn ogen (ok, ik heb zitten janken als een peuter), omdat ik me opeens realiseerde waarom mijn relatie met mijn ouders sinds de zomer zo gebrouilleerd is. Ik draag het ze na dat me nooit is geleerd om door te zetten, met geld om te gaan, iets af te maken. Dat ik geen familie heb, maar inmiddels ook al lang de behoefte niet meer voel om familiebanden aan te halen. Het is meer dan 25 jaar geleden, zelfs bijna 30 jaar, dat we met zijn allen onder hetzelfde dak woonden. Ik neem ze kwalijk dat we iedere paar jaar ergens anders woonden, waardoor ik geen ouderlijk huis heb en ontworteld ben. Er is geen gezamenlijke plek om naar terug te keren, geen veilige haven. Er zijn nauwelijks foto’s van vroeger en daarmee zijn herinneringen moeilijk op te halen en vast te houden.

Ik begrijp dat bovenstaande een beetje warrig is. Het is ook niet helemaal het verhaal zoals ik het in mijn hoofd had. En natuurlijk is er ook wel sprake van dankbaarheid. Niets is zwart of wit: het leven bestaat uit grijstinten. Het heeft ook geen zin om het iemand kwalijk te nemen: er verandert helemaal niets meer. Ook zijn de keuzes niet gemaakt óm ons te kwetsen. Het was helaas gewoon het gevolg van de keuzes die gemaakt zijn, waar wij geen invloed op hebben gehad.

Enfin, het is genoeg voor nu.

FUD: Fear, Uncertainty & Doubt; hoe verder

Gister schreef ik een stukje over “career-blogging” en hoe 1.4 miljoen pageviews per maand mij volledig zou voorzien in een fulltime en goed inkomen. En hoe dit ondersteunend is aan het bedrijf wat ik met een compagnon aan het opbouwen ben. Lees deze blogpost als inkijkje in mijn ziel. Wellicht wat warrig af en toe, en van de hak op de tak. En vooral lang…

Ik ben geboren in 1985 en word binnenkort 38. De tijd vliegt. Ik ben geboren in een middelgrote stad in Gelderland – maar we verhuisden nogal regelmatig. Van de ene kant van de stad naar de andere, wat als jochie van 4 net zo goed de andere kant van de wereld had kunnen zijn. Toen ik 7 was verhuisden we naar een godverlaten oord in de polder in het noorden. Toen ik 10 was verhuisden we terug, en toen ik 14 was verhuisden we naar het zuiden van het land. Om 2 jaar later weer terug te verhuizen.

Ik was een uitblinker op school. Dat wil zeggen: het leren ging me erg gemakkelijk af. Te gemakkelijk ik was verveeld, deed niets. Leverde mijn werk niet in, ging om met de verkeerde mensen. Op mijn 17e werd ik van school gestuurd en ben ik het leger in gegaan. Toen ik daar uit kwam heb ik mijn havo afgerond en ben ik gaan werken bij een vrachtwagenfabrikant in Eindhoven, en iets later bij een startup.

Fantastische tijden; ik ben in die jaren verhuisd van mijn thuisstad naar Arnhem, toen naar Eindhoven (2 woningen), toen naar Oss en toen weer naar Arnhem. Mijn carriere ging bliksemsnel: het boeide niemand dat ik geen diploma’s had. Het boeide mij wel, langzamerhand. Want ik begon tegen een plafond aan te lopen. Bewijzen dat je iets weet of kunt is mét papiertje gewoon makkelijker dan zonder.

Ik ben bij een ander bedrijf gaan werken. Ik had het daar fantastisch naar mijn zin. Vreselijk veel geleerd, keihard gewerkt. Volgens ons Human Resources systeem was ik een “quadrant 1”, een “star” of “high-potential”. Mijn mening en kunde werd op prijs gesteld en ik voelde me als een vis in het water. Het bedrijf groeide ontzettend hard: in enkele jaren zijn we organisch verviervoudigd.

Totdat het mis ging; verkeerde projecten zijn aangenomen tegen te lage kosten. Allerhande problemen met het grootste project ooit kostten de CEO zijn kop – en daarmee kregen we een nieuw management. Die op hun beurt hun eigen protegés meenamen. In een zeer kostencompetitieve omgeving was de rol van de inkoopafdeling erg groot; maar onze VP inkoop nam ontslag. Onze CPO (dus zijn baas) werd tijdelijk de baas voor de hele regio en mijn oude manager werd VP.

De crux; mij was al 2x gevraagd of ik zijn rol over zou willen nemen. Maar dankzij de managementwisselingen kwam dit er niet van. Onze nieuwe CPO was mijn aartsrivaal. De enige persoon op aarde die mij ooit het gevoel heeft gegeven dat ik dom ben. Ik had het gevoel dat mijn hele carriere-pad was afgesneden. Ik nam ontslag.

Uiteraard had ik al een andere baan toen ik ontslag nam. En ik nam mijn oude arbeidsethos mee. Die van een keiharde onderhandelaar, een go-getter. Fanatiek, competitief. Iets wat totaal niet bleek te passen in de nieuwe bedrijfscultuur waar ik in terecht kwam. Een familiebedrijf van oorsprong, ingelijfd door een ander familiebedrijf. Mijn vorm van hard zijn was heel anders dan die van mijn leidinggevende. Maar al snel bleek dat mijn leidinggevende op sabbatical zou gaan. Poef, opeens was ze weg! Ik heb de nodige (of onnodige) aanvaringen gehad met mijn management. Ik voelde me beter dan de positie waar ik in zat, maar projecteerde dit graag op hem.
De “bom” barstte toen ons “gevraagd” werd om alle leveranciers op te bellen aan het einde van het jaar, met de mededeling dat we ze niet zouden gaan betalen. Dit was iets wat ik gezworen had nooit meer te doen. Deze vorm van leveranciersmanagement pastte niet bij mij. Ik weigerde pertinent en we hebben er een behoorlijke show van gemaakt.
“We”, omdat een andere collega, de teamleider van de operationele inkoop, hier zijn team ook niet aan bloot wilde stellen. Na de kerstvakantie bleek dat we een nieuwe manager hadden (wellicht de beste die ik ooit heb gehad), maar de relatie met het topmanagement was al grotendeels verpest.

Toen een headhunter mij belde voor een andere positie was de zaak dan ook snel beklonken. Ik ging er in salaris een klein beetje op vooruit, maar kreeg ook een auto van de zaak. Maar het belangrijkste: het product sprak me erg aan.

De overstap was snel geregeld, maar ook bleek al snel dat het niet helemaal was wat mij was voorgespiegeld. De CEO bleek een crimineel. Ik zal je de details besparen, maar hij is door de FIOD meegenomen.

We hebben een doorstart gemaakt. Nieuwe naam, nieuwe CEO, hetzelfde team en met een betere focus op de techniek. Maar in de corona-periode raakte ik “disconnected” en ook “discontent”. Ik heb mezelf uit een werkveld gemanoeuvreerd en ergens anders naar toe gebracht, waar geen logische uitweg is. Ik ben van inkoop naar verkoop gegaan, met een mooi setje gouden handboeien. En de eerlijkheid gebiedt me te zeggen: het zijn niet eens mijn handboeien. Ik zou met liefde en plezier ergens voor de helft willen werken, als ik maar kan doen waar ik goed in ben. Waar ik me prettig bij voel. Maar headhunters geloven dat niet.

Uiteindelijk moet ik dit soort problemen “eigen” maken. Ownen, zou een Amerikaan zeggen. Dat doe ik ook; mijn ongeduld en onmacht om met bepaalde situaties om te gaan is groot. Ik handel te snel, met teveel relationele schade om daar altijd goed uit te komen. Een olifant in een porseleinkast.

Waar leidt dit toe? In het laatste bedrijf heeft mijn onvrede en onmacht me ontslag laten nemen. Ik ben voor mezelf begonnen. Maar ondertussen zit ik al jaren grotendeels binnen. Niet letterlijk: ik kom vaak buiten. Maar ik werk met weinig collega’s om me heen. Meestal geen. En dat mis ik ontzettend. Ik heb die druk van anderen nodig.

Geldsnor is geen “self-starter”. Ik ben competitief: ik moet ergens van kunnen winnen. Ik moet kunnen blijven leren. Ik wil anderen de dingen leren die ik weet. Kennis delen, kennis opnemen. In je eentje lukt dat niet.

Nu ben ik bezig met het opbouwen van mijn eigen bedrijf. En daar slaat de FUD (Fear, Uncertainty & Doubt) volop toe. Kan ik dit wel? Ben ik geschikt om een bedrijf op te bouwen en daar leiding aan te geven? Ben ik in staat om te gaan met de financiële implicaties en onzekerheid die dit allemaal met zich meebrengt?
Of ben ik beter af in een bedrijf waar al een strategie ligt, waar dagelijkse problemen liggen om op te lossen? Waar collega’s aanwezig zijn om mee te sparren, hoe vreselijk ik dat woord ook vind?
Ben ik wel een doorzetter, of geef ik te snel op? Mijn studies heb ik uiteindelijk afgerond (ik heb in deeltijd zowel HBO als universiteit gedaan, naast het hebben van een gezin en een fulltime baan). Maar in het werk schakel ik soms af.
Misschien is dat soms ook gewoon te makkelijk: financieel kom ik er altijd wel uit. Zelfs nu, na een ruim half jaar voor mezelf werken als consultant heb ik nog maandenlang aan reserves op de bank staan. Nog nooit is er 1 rekening onbetaald gebleven.
Maar wil ik wel de verantwoordelijkheid en onzekerheid hebben over het opbouwen van de klantenkring, de omzet te genereren, de rekeningen te betalen? Of is het gewoon makkelijker om in loondienst mijn kostje te vergaren?

En aan de andere kant: welke invloed heeft dát weer op mijn gezinsleven? Ik ben nu veel thuis. De kinderen weten niet beter dan dat ik thuis ben. Af en toe ben ik op een kantoor in Eindhoven, soms op een kantoor in Delft. Soms bij een klant in Denemarken of Italië, en soms op een congres of conferentie in de VS of Finland. Ik heb kaders nodig in mijn leven; kaders gesteld door anderen. Ik ben namelijk zoals gezegd geen self-starter. Ik wil best buiten mijn comfort-zone zijn, maar er niet permanent leven. Maar voor hen betekent het veel. Ik woon namelijk in de middle-of-nowhere en een “normale baan” met collega’s om me heen zal ook betekenen dat ik regelmatig naar kantoor ben. En dat is al snel een uur rijden (want in mijn buurt is niet zoveel keuze).

Anderzijds is het makkelijker om plannen te maken als we gewoon op maandelijkse inkomsten kunnen rekenen. Dat vindt vrouwlief fijn, en ikzelf eigenlijk ook wel. Een bedrijf waar dingen geregeld zijn en ik niet zelf alles hoef te regelen vind ik ook prettig. Maar anderzijds heb ik ook een droom.
En in die droom is al veel tijd en geld geïnvesteerd. Moet ik het dan maar bij bloggen houden, en niet de enorme investeringen doen in het bedrijf om het van de grond te krijgen?

Ik vind het niet makkelijk. Er is niet zomaar een pasklaar antwoord.

Kerel. Wát wil je nu eigenlijk?

Al jaren, of eigenlijk zo lang ik het me kan herinneren, weet ik niet wat ik wil. Hier heb ik ook al regelmatig over geblogd. Langzamerhand nader ik de 40 (ok, dat duurt nog een paar jaar), en weet ik het nog steeds niet.

Zo vroeg ik me laatst al af, of ik me niet zou laten omscholen. En ook heb ik vorige week een gesprek gehad met onze CEO toen we toch samen een week in Vegas waren: wat wil ik bereiken met het bedrijf en wat kunnen zij van mij verwachten?

En natuurlijk ben ik ook voor mezelf begonnen, maar heb ik ook nog regelmatig werkzaamheden op mijn “vrije dagen” voor mijn huidige werkgever. En zelfs gesprekken gehad met bedrijven of ik niet voor hen zou willen werken.

Dit betekent dat ik goed voor mezelf op een rijtje moet zetten wat ik wil, en waarom ik het wil. Welke waarden vind ik belangrijk, en wat niet? Zit er iets onderhuids, waardoor ik me wellicht voor de gek hou?

Wat vind ik belangrijk?

Werken is voor mij nooit een probleem geweest. Ik ben begonnen met werken op mijn 17e, als ik krantenlopen niet meereken. Anders ben ik op mijn 13e begonnen. Maar op mijn 17e ging ik het leger in. Ik was van school gestuurd en had geen idee wat ik wilde. Het leger was een goede plaats – maar na het behalen van mijn specifiek gekleurde baret, heeft mijn kapitein me de tip gegeven om tóch mijn school af te maken.

Zo geschiedde. Niet dat ik daarna wist wat ik wilde gaan doen, en ik ben dus gaan werken en niet gaan studeren. Dat heb ik pas later gedaan: mijn HBO afgerond toen ik 27 was en universiteit toen ik 33 was. Beiden op basis van interne motivatie: voor mijn werk heb ik beiden nooit nodig gehad.

Ik heb zoals gezegd nooit problemen gehad met werken (of autoriteit). Zowel fysieke arbeid als denkwerk heb ik nooit geschuwd.

Ik vind het belangrijk om bezig te zijn. Het ergste wat je mij kunt aandoen is me laten vervelen. Als ik 10 dingen moet doen, dan doe ik er 10. Als ik er maar 1 hoef te doen in dezelfde tijd, dan is de kans groot dat ik het niet doe.

Belangrijk 1: Bezig zijn.

Als ik verder bedenk wat ik belangrijk vind in het werk, dan is het “een maatschappelijk belang”. Ik heb diverse mogelijkheden tot goed betaalde functies naast me neergelegd, simpelweg omdat het bedrijf me niet aanstond. Dit zijn banken geweest, maar ook grote fabrikanten van chipmachines uit Veldhoven. Hun missie is niet de mijne. En daar kan ik me niet voor motiveren.

Belangrijk 2: Maatschappelijk belang, ofwel de wereld beter achterlaten dan ik deze aantrof.

Maar ik kan ook niet ontkennen dat de pandemie een ongekend groot effect heeft gehad op ons gezinsleven. Vrouwlief werkt in een ziekenhuis, en ik werk thuis. Waar velen dit verschrikkelijk vinden, heb ik hier vrij weinig last van. Meer dan ooit besef ik dat ik enorme mazzel heb dat ik zoveel tijd aan de kinderen kan spenderen, simpelweg doordat ik thuis werk. Ik haal ze op, ik breng ze weg, we eten samen.

Dat klinkt misschien arbitrair. Maar bedenk dat ik uit een werkwereld kom waar ik vaak om 7 uur ’s ochtends begon, en om 7 uur ’s avonds thuiskwam – als ik tenminste niet op reis was voor de Zaak. En het is nogal eens voorgekomen dat ik op vrijdagavond of zaterdag mijn reis boekte voor de zondagochtend…Sterker nog: ik heb een half jaar doorgebracht in Slowakije op deze manier.
Er op deze manier zijn voor mijn gezin vind ik dan ook erg belangrijk. Dit heeft ook gevolgen voor mijn bereidheid tot afstand naar een werkplek. Eerder vond ik een uur rijden niet erg (mijn werkgever zit nu zelfs > 1 uur verderop). Maar dat is met normale kantoortijden niet te doen.

Dat betekent niet dat ik niet meer reis of wil reizen. Maar wel dat ik dit op voorhand moet kunnen plannen. Ik heb 3 kinderen en daarmee een grote verantwoordelijkheid.

Belangrijk 3: voorspelbaarheid & ruimte in mijn schema om tijd met het gezin door te brengen.

Ik kan verder honderden dingen bedenken die ik “belangrijk” vind, maar dit zijn echt de belangrijkste. De rest doet er weinig toe. Tenzij ik echt iets over het hoofd zie – vraag het gerust in de comments.

Wat kan ik goed? En wat niet?

Ik kan snel typen, snel lezen en grote hoeveelheden informatie verwerken in korte tijd. Ik heb een vrijwel fotografisch geheugen en ben goed in zowel de beta-kant als de alfa-kant. Talen, wiskunde en scheikunde zijn dan ook geen probleem.

Fysiek ben ik, voor zover ik dit objectief kan bekijken, behoorlijk fit. Ook al heeft mijn recente voetblessure hier weinig goeds aan gedaan en ben ik verre van mijn oude vorm verwijderd. Als 18 jarige liep ik de 7-heuvelenloop (15km) ruim onder de 50 minuten en ik heb diverse lange-afstandsmarsen gelopen met rugzakken van vele tientallen kilo’s op mijn rug, al dan niet met extra lading die we moesten meesjouwen.

Gek genoeg (wellicht) heb ik een gruwelijke hekel aan het maken van legpuzzels. Ook ben ik niet goed in het lezen van constructietekeningen. Denk hierbij aan Ikea of Lego, of installatietekeningen. Die krijg ik moeilijk verwerkt. Zonder boekje gaat het vaak een stuk beter. Als ik het boekje wel gebruik dan moet ik echt heel zorgvuldig en oplettend plaatje-voor-plaatje en stukje bij beetje werken.

In een IQ-test ga ik dan ook regelmatig nat op de visueel-ruimtelijke aspecten.

Omgang met mensen vind ik heerlijk – maar ik sta wel bekend als “sterke persoonlijkheid”. Ik krijg graag mijn zin en ben extreem competitief. Dat is niet de beste combinatie en er zijn zeer zeker mensen op deze wereld met een hartgrondige hekel aan mij. De laatste jaren leer ik mezelf om niet overal een mening over te hebben, of deze niet altijd te uiten.

Ook ben ik een uitsteller. Alles op de lange baan. En dan komen met het smoesje dat je beter werkt onder druk. Nee, dat is onzin. Het is ook geen vorm van luiïgheid. Het is een vorm van indekken tegen falen. Beter te laat, dan niet goed genoeg.

En mijn allerslechtste eigenschap: ongeduld! Ik ben denk ik ’s werelds meest ongeduldige persoon…

Wat vind ik leuk?

Afgepeigerd zijn. Dát vind ik leuk. Fysiek afgepeigerd, wel te verstaan. Stuur mij maar uren door de modder en de regen. Het is meermalen voorgekomen dat ik mijn vrouw een berichtje stuur (toen we nog geen kinderen hadden) die luidde in de trant van “Schat, het regent dús ik ga nog even hardlopen” of ’s ochtends wakker worden en door de sneeuw ploeteren in de heuvels om de hoek.

Ik geniet van extreem weer. Als militair vond ik het heerlijk als het 20 graden vroor, maar ook als het 35 graden boven nul is. Regen is heerlijk. Alleen mist is naar.

Los van het fysieke vind ik het fijn om complexe problemen op te lossen. Niet per se “een strategie”. De meeste strategiën zijn namelijk gebaseerd op drijfzand-aannames. Nee, een échte strategie ontwikkelen op basis van feiten, met controle-mechanismen er in. Problemen oplossen door te achterhalen waar ze zitten. Niet door de symptomen te bestrijden. Vandaar ook deze geschreven analyse van mezelf. Wat zit er achter?

Een andere baan zou namelijk niets anders betekenen dan het bestrijden van het symptoom.

Want wat zijn nu de symptomen? En what’s next?

Mijn huidige werkgever zit in een, wat mij betreft, uitzichtloze situatie. Ik zie geen verbetering, geen exit. De problematiek is complex maar grotendeels extern. Heel veel kan ik daar niet over uitwijden, maar het is niet eenvoudig.

Hier vertrekken zou enorm eenvoudig zijn: ik kan simpelweg ergens anders gaan werken. Maar, ik ben één van de oprichters. En notabene commercieel verantwoordelijk. Dit houdt in dat als ik vertrek, het bedrijf kan sluiten. Dat bedoel ik niet arrogant, maar als waarneming. Je krijgt teveel vragen van je huidige contacten over de huidige stand van de technologie, als bij uitstek je commercieel directeur vertrekt in dit stadium. Dan heb je dus weinig vertrouwen in de technologie.

Dat is natuurlijk niet direct mijn probleem, maar wel een onderdeel van mijn verantwoordelijkheden. Ik kan niet 15 mensen naar het UWV laten sturen, omdat ik er geen vertrouwen in zou hebben. Want de technologie is prachtig – alleen wint mijn ongeduld het van de ratio. Ik verveel me kapot. Ik heb gewoon te weinig werk om te doen. Saai! En kijk maar terug: wat is het belangrijkste? Me niet vervelen. Want daar kan ik niet tegen.

Een goede oplossing zou zijn om voor mezelf te beginnen. Het idee wat er in mijn hoofd leeft, is mijn droom. Dat klinkt natuurlijk logisch, anders zou het er niet leven. Maar het zou een perfecte “escape” zijn voor mijn werkgever om mij te laten gaan! Immers, als ik mijn droom najaag, is dat een heel ander geval dan het verlaten van mijn werkgever voor een andere werkgever.
Mijn droom voldoet overigens niet per se aan de wens tot een bredere maatschappelijke impact, maar heeft ook geen negatieve effecten.

Tegelijkertijd, weet ik niet of ik er de ballen voor heb en hoe ik het moet financieren. Mijn plan is niet per se goedkoop (maar het kost ook geen miljoenen). Dat kan ik niet allemaal zelf opbrengen. Ga ik het crowdfunden? Of toch bootstrappen? Of zoek ik redenen om het niet te doen? Immers, als je het niet doet, kun je ook niet falen. Grootschalig voor mezelf beginnen (en dus écht een bedrijf op te zetten en geen ZZP-er te zijn, met een BV, personeel en alles wat er bij hoort) is risicovol. En op geen enkele manier wil ik mijn huis of gezinssituatie op het spel zetten door financieel onhandige dingen te doen.

Met andere woorden: ik heb best wel een idee wat ik zou willen. Maar ik heb nog geen idee wat ik wil.

Nieuwe ideeën borrelen op…

Al eerder heb ik geschreven over de “struggles” die ik heb gehad in mijn carriere. Sinds de geboorte van mijn zoon in 2015, en later wederom na de geboorte van mijn dochter in 2018, ben ik na gaan denken.

Meer en meer: wat vind ik belangrijk? Voor mezelf, voor mijn gezin? Maar de denkbeelden zijn fors gewijzigd. Tot 2015 vond ik carriere het belangrijkst. Een mooie auto, een groot huis. Aanzien, status, positie binnen een groot bedrijf. Nu vind ik dit niet belangrijk meer. Maar ik moet me afvragen hoe dit komt. Is de oorzaak dat ik het meeste bereikt heb op dit vlak? Ik heb een goede baan, een hoog inkomen en reed tot voor kort in een Hele Grote Volvo en mijn vrouw in een Duitse Premium-auto. Niets van dat alles is echter belangrijk.

Dankzij de corona-crisis voel ik me zinloos. Niet persoonlijk, maar op werkgebied. Ik wil meer toevoegen aan de wereld om me heen. Ik ben te oud en het is te onpraktisch om nog medicijnen te gaan studeren. De “opportunity costs” bedragen vele tonnen en ik mis startkwalificaties. Ik zie het niet zitten om nog allerlei cerfiticaten op VWO-niveau te gaan behalen, terwijl ik een afgeronde HBO én WO heb.

Maar er ontwikkelt wel een ander idee…Iets met Agro-forestry (een voedselbos), bewust leven en biodiversiteit. In het nieuwe jaar kom ik hier op terug.

Het wordt een Gelukkig Nieuwjaar!

Als het vuur gedoofd is komen de wolven

De Geldsnor is van het type “bezig bijtje”. Ik hou niet van stilzitten en zoek continu nieuwe uitdagingen. Maar zelden “normale” uitdagingen. Als ik ga fietsen, dan wil ik heel ver of heel hoog, of heel steil, of allemaal.

Toen ik het leger in ging, wilde ik niet bij een gewone eenheid, maar bij een elite-eenheid. En als ik ga rennen, dan ga ik voor grote afstanden of hoge snelheid, of allebei. Hetzelfde heb ik in mijn werk: als ik ergens werk, dan wil ik de hoogste manager worden (ik hou niet van het woord “baas”).

Tot op heden is dit vrij aardig gelukt. Ik ben 35 en ben lid van het MT. Als onderdeel van mijn carriere heb ik vrijwel de hele wereld gezien, althans een groot deel: Centraal Europa, Oost-Europa, Zweden, Finland, UK, Ierland, Italië, Spanje, Frankrijk, Zwitserland, USA, Mexico, China, Japan, Maleisië, Indonesië en Australië. Ongetwijfeld ben ik er een paar vergeten, maar daar gaat het niet om.

Ik hou van uitdagingen, en zet meestal vrij onrealistische uitdagingen. Dat demotiveert soms, maar meestal niet.

Burn-out

Bij een vorige werkgever maakte ik heel snel carriere. Ik werd ook een onvervalste klootzak. Een verbaal-agressieve lul. Foregive my French. En geloof me dat het een understatement was. Het was de managementcultuur en alleen door daarin mee te gaan (ongemerkt) kon je vooruit. Althans: hoger op de ladder.

Ik had wel een collega die tegen me zei: “Snor, zoals je tegen mij praat bevalt mij niet en dat tolereer ik niet”. Ik deed hem af als idioot. Ik luisterde nauwelijks, stond totaal niet open voor feedback. Ons bedrijf groeide van 300 miljoen omzet naar 1.1 miljard in enkele jaren – hét bewijs dat onze (en dus mijn) bedrijfscultuur en gedrag wél klopte. Als je niet tegen hitte kan, verdwijn dan maar uit de keuken!

Dat deed deze man dan ook. Met een burn-out. Velen volgden, tientallen collega’s mochten van de bedrijfarts niet meer op zakenreis vanwege werkgerelateerde gezondheidsproblemen. 1 collega pleegde zelfmoord. Ik kende hem niet (het was immers een bedrijf met duizenden werknemers). Veelzeggend over de bedrijfscultuur is het wel.

Het was ook een cultuur waar “goed” nooit genoeg was. Het moest perfect of beter. Het halen van een doelstelling was een minimum vereiste. Het moest altijd béter dan het target. Mailtjes niet beantwoord op zondagavond? Reprimande op maandagochtend. Zaterdagavond in een conference call? Het was geen uitzondering – en het is meerdere malen gebeurd dat ik tijdens die call een vlucht boekte voor de zondagochtend naar Oost-Europa waar onze fabriek en leveranciers zaten. Meer dan een half jaar ben ik 2 dagen per week in Slowakije geweest.

Ik overdrijf niet als ik zeg dat ik regelmatig hoopte dat het vliegtuig neer zou storten. Met mij er bij. Gedachten zoals: als ik nu gewoon niet rem in die file? Of tegen dat viaduct aan rij ? Ik wilde dood. Een andere uitweg zag ik niet. Dood is niet opgeven, althans niet in mijn ogen destijds. Ontslag nemen wél. En opgeven doe je niet. Nu niet, nooit niet. Noem het mijn militaire instelling, mijn sportinstelling. Mijn dwaasheid.

Langzaam openden mijn ogen. Gelukkig ben ik nooit in het hele “lifestyle-inflatie” gebeuren getrapt en hebben we de kosten altijd laag gehouden. Het toppunt voor mij, en het absolute keerpunt was toen 1 van onze executive teamleden gevraagd werd om een andere functie uit te gaan oefenen. Zonder al teveel details: zijn vrouw was terminaal, opgegeven en had nog 2-3 maanden te leven. Ondanks dat het zijn verantwoordelijkheid was om zijn mantelzorgtaken op te geven en er voor zijn vrouw en kinderen te zijn: alleen al de vráág van een werkgever om dit te doen is beestachtig en alle werkelijkheid voorbij.

Ik was destijds 32. Ik had een salaris van ruim 80.000 EUR bruto en meestal een bonus van rond de 15%. Ik nam ontslag. Ik had geen idee wat ik wilde gaan doen. En het interesseerde me geen barst. Ik ben gaan rennen – ik was vrij.

Sindsdien

Sindsdien koester ik mijn lage kosten – maar vooral de vrijheid die het geeft. We hebben een groot uitgave-patroon, maar heel veel van die kosten komen voort uit kinderopvang en zijn binnen een maand ongedaan te maken. Sporten, van de kinderen genieten, klooien in de tuin en nieuwe projecten brengen: dat is het vuur dat ik nodig heb. Als dit vuur gedoofd zou zijn, dán komen de wolven.