Wel of niet: “incentive” schemes in arbeidscontract

Zonder al teveel details te geven, ben ik werkzaam bij een bedrijf waar ik in het management team zit. Al geruime tijd (echt: geruime! tijd) hebben wij het met onze “Angel Investor” over het verdelen van een deel van het eigendom tussen ons (de werknemers van het eerste uur, niet alleen management) en hemzelf.

In eerste instantie ging dit om een pure aandelen-verdeling. Langzaam (nogal abrupt, eigenlijk) werd dit gewijzigd: het werden certificaten van aandelen. Hetzelfde financiële voordeel, maar geen zeggenschap en stemrecht. Het voordeel is dat het anoniem is (in tegenstelling tot aandelen van een BV), maar het nadeel is dat we als werknemers geen enkele zeggenschap hebbeb. Een papieren zeggenschap: de Angel heeft sowieso een meerderheidsbelang.

Enfin, er is een hoop op & neer gemaild met advocaten, notarissen en dat soort volk. Ik ben er geen fan van. Nooit geweest. Langzamerhand, met het voortschrijden der tijd, is het schema echter nog verder afgegleden. In plaats van aandelen bij oprichting, is het hele “plan” gewijzigd naar een retentieschema: pas op een bepaalde datum, vrij ver in de toekomst, worden de rechten omgezet in de genoemde certificaten. Tenzij er eerder een exit is uiteraard.

Dit doet mij nadenken. Wil ik dit wel? Ik hoor je denken: waarom niet? Immers, ik krijg voor “niets” een deel van het bedrijf. Niets tussen aanhalingstekens, ik was 1 van de “founding fathers”, patenthouder van enkele kerndelen van de techniek en zo nog wat dingen. Niet helemaal voor niets, maar wel zonder financiële investering van mijzelf.

Maar: ik hou niet van de druk die het mij oplevert. Ik heb een relatief vrijgevochten leven. We leven van ongeveer 60% van onze inkomsten, en hebben de mogelijkheid aanzienlijk te snijden in de kosten door bijvoorbeeld minder kinderopvang af te nemen. Dit betekent dat ik zonder inkomsten nog ongeveer 3 jaar kan leven van ons spaargeld.

Welke druk bedoel ik precies? Zoals ik eerder heb geschreven in mijn blog “als het vuur gedoofd is”, heb ik eerder het gevoel gehad in een gouden kooitje te leven met gouden handboeien. Ik wil gewoon absoluut niet dat mijn keuzes, mijn vrijheid, beperkt worden door een aandelen-deal in de toekomst. Dat ik voor mijn gevoel zou “moeten blijven” totdat deze aandelen (certificaten) hun geld waard zijn.

Ik wéét dat dit irrationeel is. Immers, ik hoef helemaal niet te blijven, ik kan er voor kiezen om gewoon eerder te vertrekken bij mijn werkgever en de rechten op de certificaten op te geven. Maar ik weet ook welke wissel het op mij trekt om ergens te blijven terwijl ik het niet meer naar mijn zin heb. En dat is wel wat zo’n document teweeg kan brengen.
Aan de andere kant; het is een bedrijf met potentie en “mijn deel” kan betekenen dat ik bij een “exit” in 1x klaar ben met FIRE.

Ben ik gek? Moet ik me daar maar gewoon overheen zetten? Of moet ik bij mijn gevoel blijven?

Tesla in de S&P 500: ETF of WTF?

Vanaf 21 december wordt Tesla opgenomen in de S&P 500. Los van wat ik daar zélf van vind als zelfverklaard Boomknuffelaar die 2 elektrische auto’s (waarvan 1 PHEV) op de oprit heeft staan, vind ik er als belegger iets van. Dit relaas gaat dus niet over Tesla als bedrijf, of als waardeoordeel over Musk.

Nee, dit gaat over de WTF-impact die dit heeft op ETF’s: Exchange Traded Funds. Er zijn heel veel verschillende ETF’s, maar er is een groot aantal “trackers” die een volledige index volgen. Dit is zelden de volledige index, maar meestal een opbouw die het gedrag van de index zoveel mogelijk nabootst. Nu werkt een Index zoals de S&P 500 in de basis heel simpel: als je 100 bedrijven hebt, die allemaal een koers hebben van 10 USD per aandeel, dan is de Index 1000 punten waard. Echter, buiten deze basis om is het véél complexer.

De S&P 500 is namelijk een “weighted” index. Dit betekent dat de verhouding niet 1-op-1 is: de weging van Bedrijf A staat gelijk aan:

Weging A = bedrijfswaarde A / alle bedrijven in de index

Als een bedrijf meer waard wordt, dan is zijn weging groter. En daar schuilt het gevaar / wringt de schoen / speelt de onwetendheid van beleggers / zit de reden waarom ik niet in Trackers beleg.

Trackers volgen de brede economie

De S&P 500 (en andere indices) worden geroemd om het “volgen van de hele economie” van in dit geval de VS. Helaas, dit is niet het geval. De zware jongens trekken de kar. De 10 grootste bedrijven in de S&P 500 vertegenwoordigen iets meer dan 28% van de waarde van de gehele S&P.
Deze 10 zijn (op volgorde van weging, 30 oktober) Apple, Microsoft, Amazon, Facebook, Alphabet A, Alphabet C, Berkshire Hathaway, Johnson & Johnson, Procter & Gamble en Nvidia. Niet echt een diverse club. Bij het volgen van de S&P 500 belegt u dus voornamelijk in High-tech.

Dat de S&P 500 hoge toppen scoort in de Corona-crisis is dan ook nauwelijks verwonderlijk: de nauwelijks getroffen of zelfs zéér welvarende bedrijven vertegenwoordigen een groot deel van de waarde van deze index. Ook de overige bedrijven zoals J&J en P&G zijn niet getroffen door de pandemie, zelfs in tegendeel. Of het dus een goede afspiegeling is van de wérkelijke stand van de economie, kun je je afvragen. Waar is de energie-sector (gedeeltelijk in Berkshire, maar dat bedrijf is een index op zich), maakindustrie, kleding, vastgoed, medische apparatuur, infrastructuur en alle andere dingen die we in het werkelijke leven nodig hebben?

Vanaf 21 december dus: Tesla

Vanaf 21 december komt hier Tesla bij, vermoedelijk op de 7e plek. Dit is in ieder geval een maakbedrijf (met een waardering als een Tech-bedrijf). Maar wat is nu mijn probleem? Welnu, los van het feit dat een weighted-index geen goede afspiegeling is van de economie zoals hierboven uitgelegd, het volgende:

Doordat een aandeel opgenomen gaat worden in een index, worden er automatisch meer aandelen van gekocht en gaat de koers dus automatisch omhoog. De “trackers” moeten immers het aandeel kopen om het onderdeel te maken van het index-volgen. Als het een klein bedrijf is maakt dit weinig uit: van een kleine toevoeging in een index heb je geen aandelen nodig om toch hetzelfde gedrag na te bootsen. Maar bij een top10-waardering heb je geen keus. Het is niet mogelijk om een goede afspiegeling te maken van de index zonder 1 van de top10 aandelen te houden in gelijke proportie.

Het aandeel zal dus gaan stijgen, zónder dat er ook maar iets verandert in de fundamentele bedrijfsvoering. De waardering van het aandeel is al zeer hoog en wordt nog verder buiten proportie getrokken doordat het aandeel in een bepaalde index wordt opgenomen. Indien later blijkt dat de beloftes niet nagemaakt kunnen worden, dan zal een koers zonder fundament (zoals “assets” in de vorm van fysieke bezittingen zoals grond, fabrieken en cash-equivalenten) als een plumpudding in elkaar klappen. Bij bedrijven met een grote waardering betekent dit een risico op een kettingreactie, waarbij mensen hun S&P500-ETF verkopen waardoor ook de koersen van andere bedrijven lager worden. En daarin schuilt mijns inziens het gevaar, gezien het zeer volatiele verleden van een bedrijf als Tesla.

Voorlopig hou ik het dus gewoon bij mijn eigen samengestelde index, met beheerkosten van vrijwel 0%, afgezien van de aankoopkosten van ongeveer 2 EUR per transactie.

Je moet méér sparen dan 10% van je netto-inkomen

De meeste mensen zijn ergens latent wel bekend met de Nibud-buffergetallen en spaarregels. Ik denk echter, dat de meeste mensen niet weten wat het nu eigenlijk inhoudt. Het Nibud zegt namelijk niet dat je 10% van je inkomen moet sparen.

Nee, het Nibud geeft aan dat je 10% moet sparen als buffer voor onverwachtse uitgaven. En dat is toch weer iets heel anders dan sparen…

Verschil tussen “buffer” en “sparen”

Eigenlijk is het verschil vrij simpel. Zoals het Nibud zegt, heb je een buffer om er voor te zorgen dat er bij tegenvallers geen aanpassing in de levensstijl noodzakelijk is of een lening aangegaan moet worden. Genoemde voorbeelden zijn onderhoud aan het huis & tuin, vervanging van inventaris, auto’s en onverwachte rekeningen (al kan een goede administratie daar natuurlijk uitkomst in bieden).

Een buffer is NIET bedoeld voor andere dingen, zoals werkloosheid en plannen voor je pensioen of vakantie. De vaak genoemde 10% van het Nibud (spaar 10% van je netto-inkomen) zijn uitsluitend bedoelt voor de opbouw van de buffer.

Wil je meer sparen? Dan doe je dit dus niet met de 10%. Je moet dus méér sparen dan 10%, als je vermogen wilt opbouwen en grotere plannen hebt. Het plaatsen van een dakkapel, warmtepomp en keuken zoals in ons geval komt dus niet goed met 10%.

10% in onze praktijk

In onze uitgaven-rubriek is al te zien dat wij doorgaans meer sparen dan 10%. We hebben een relatief kleine “buffer” zoals het Nibud deze bedoelt heeft. De rest wordt gespaard voor diverse doeleinden zoals de eerder genoemde dakkapel, warmtepomp en keuken die er volgend jaar bij komen.

We hebben ook minder buffer nodig: onverwachtse rekeningen hebben we zelden: abonnementen hebben we niet en de rest wordt minutieus bijgehouden in excel. Ook hebben we geen eigen auto’s: ik rij in een auto van de zaak en mijn vrouw rijdt ook in een lease-auto. Dat maakt het niet goedkoop, maar heeft wel het voordeel dat er nooit onverwachtse kosten zijn.

Het onderhoud van de tuin is natuurlijk vrijwel gratis. Akkoord, af en toe gaat de heggenschaar kapot (en die kost ~120 EUR als accu-uitvoering, dus 2 EUR per maand als deze 5 jaar meegaat) en misschien de grasmaairobot. In alle eerlijkheid zijn dit geen uitgaven die wij vooraf reserveren in een buffer. Iedere maand blijft er ongeveer 3.500 EUR vrij besteedbaar inkomen over om uit te geven zoals we willen. Daar kan een dergelijke uitgave dus wel vanaf. Bovendien is een dergelijk voorval niet urgent: je kunt de uitgave gemakkelijk uitstellen.

Anders wordt het bij wasmachines en drogers. Met ons gezin is de wasmachine essentieel. Een droger een stuk minder, we kunnen het altijd op de waslijn hangen. Maar ook hiervoor geldt dat de uitgave makkelijk gedaan kan worden.

De buffer houden wij enkel aan voor het geval van plotselinge werkloosheid. Ik heb ooit in de omstandigheid verkeert dat mijn werkgever failliet ging en mijn salaris niet betaalde. Het UWV betaald dan keurig een (deel van je) salaris door, maar daar zit wat vertraging in. De eventuele uitkering (70% van het maximumdagloon) is in ons geval ruim voldoende om van te leven zonder aanpassingen te doen. Het gaat dus puur om het opvangen van de eerste 6-8 weken waarin we geen salaris zouden ontvangen.

Conclusie: als je een (financieel) stressloos leven nastreeft, zul je meer moeten sparen dan 10%. De 10% is voor je minimale buffer, maar als je meer overhoudt kun je tegenvallers makkelijk opvangen van je gewone lopende rekening. Het geld wat je overhoudt kun je gebruiken om de vaste lasten te verlagen: lagere hypotheek, zonnepanelen, isolatie, warmtepomp. Of natuurlijk beleggen/investeren.

Waarom ik mijn studieschuld niet (versneld) aflos

Als kind van de jaren ’80 kreeg ik te maken met een prestatiebeurs toen ik ging studeren. En bij het opgeven van mijn studie (ik heb deze niet afgemaakt*) werd deze prestatiebeurs, plus het extra geleende geld én de OV-kaart omgezet in een studieschuld. Die betaal ik inmiddels al jaren terug, waardoor ik bijna aan het eind zit. Ook mijn vrouw heeft een studieschuld en omdat zij haar studie wel heeft afgemaakt is zij later gaan terugbetalen. De totale studieschuld is (was) 20.000 EUR.

Deze betalen wij terug met het minimale bedrag wat mogelijk is: een kleine 160 EUR per maand. We kunnen het sneller aflossen, maar waarom zouden we?

Voordelen (en nadelen) van een afgeloste studieschuld

Het aflossen lijkt me 3 voordelen te bieden:
1. Het is een extra vinkje om te zetten: geen schuld en dus meer overzicht
2. Het levert een grotere “cashflow” op: het scheelt toch 160 EUR per maand
3. Je kunt een grotere hypotheek krijgen.

Allemaal waar. Maar om dat te realiseren (en dat zijn de nadelen) moet ik wel een grotere hoeveelheid cash nú investeren in die studieschuld. Dit geld gaat uit de buffer en naar een plek waar het nooit meer uit komt. Dat is logisch: het is een schuld en die moet je afbetalen. Maar wel een schuld met exact 0.0% rente, bij de Rijksoverheid. Gezien we door mijn excel-hobby geen gebrek hebben aan overzicht en we 160 EUR per maand meer of minder niet zo spannend vinden, vallen deze redenen af.

Ik kan me voorstellen dat voor starters of mensen met een beperkter budget het verkrijgen van een hogere hypotheek een argument kan zijn. Met onze loan-to-value van ongeveer 80% (op basis van taxatie, WOZ loopt 2 jaar achter) en nog geen 50% van ons maximum, valt dit argument af.

Ergo: ik hou het geld liever op de bank. Mocht het rentebeleid (flink) wijzigen, dan maken we de berekening opnieuw. In februari 2022 is mijn deel van de studieschuld afgelost. Die van mijn vrouw loopt tot 2028.

* Later heb ik mijn HBO in deeltijd afgemaakt (zonder stufi) en een universitaire master gedaan (zonder stufi maar met levenlanglerenkrediet, die bedraagt 9.000 EUR en moet vanaf 2022 terugbetaald worden vermoedelijk, al heb ik gebudgetteerd vanaf januari 2021 -> update: dit wordt 2022, meevallertje).

Wat doe jij met je studieschuld & waarom?

Uitgaven oktober 2020

In huize Geldsnor houden wij elke maand een bijeenkomst over onze financiën: wat hebben we uitgegeven de afgelopen maand, wat is er aan inkomsten binnengekomen en wat hebben we derhalve overgehouden?

Oktober was een bijzonder goede maand, zelfs bijna de beste van het jaar. Het was een beroerde maand op de beurs, waardoor pensioen & beleggingsportfolio nauwelijks groeiden ondanks een inleg van bijna 1000 EUR. Maar, het is ook de eerste maand geweest waarin we nauwelijks verzekeringskosten betaalden (omdat we in september een jaar vooruit hebben betaald) en waarin we minder voor de kinderopvang betaalden omdat Oudste Zoon 1 dag minder naar de BSO gaat vanaf deze maand (en die rekening kwam in oktober). Echter: we hebben ook een correctie gekregen voor de kinderopvangtoeslag door een hoger inkomen (wegvallen bepaalde aftrekposten voor studie en dus een hoger verzamelinkomen).

Primeur: we hebben de hele maand oktober niet getankt!

Lees meer

Inflatie is iets heel persoonlijks

Iedere maand, kwartaal en jaar komt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) met cijfers over de inflatie van de afgelopen periode, in vergelijking met een andere periode. Als de prijzen stijgen (en je dus minder kunt kopen), dan spreek je van inflatie. Als je met dezelfde euro meer spullen kunt kopen, is er sprake van deflatie.

Uiteraard hangt hier een hele methodiek aan vast, die nodig is om van maand tot maand te kunnen vergelijken maar ook met andere landen. Deze methodiek is complex, en uitgebreid.

“De afdelingen zijn onderverdeeld in groepen, klassen en subklassen. In totaal omvat de CPI 14 afdelingen, 50 groepen, 87 klassen en 187 subklassen. De weging telt op tot 100 000 punten. De gemiddelde omvang van een groep is 2 000 weegpunten, van een klasse is dat 1 149 weegpunten en van een subklasse 535. Een subklasse omvat dus gemiddeld minder dan 0,6 procent van de bestedingen.” (CBS CPI – Achtergrond jaarlijkse basisverlegging 2020)

De weging per categorie in de Consumentenprijsindex, uit het verslag CPI – Achtergrond jaarlijkse basisverlegging 2020

Sommige categoriën gebruik je niet

In bovenstaande taartgrafiek staan alle categoriën. Er staat ook uitgelegd in het rapport hoe werkt etc. Een aantal categoriën gebruik je natuurlijk niet maandelijks (stoffering, huishoudelijke apparaten, kleding & schoenen, restaurants & hotels). En anderen maar zeer sporadisch.

Voor ons persoonlijk geldt: wij drinken geen alcohol en we roken niet. Enige prijsontwikkeling hierin wordt wel meegenomen door de het CBS, maar heeft geen enkele invloed op ons (2681 van de 100.000 punten)

Exact hetzelfde geldt bij ons voor elektriciteit (we wekken >100% van onze elektriciteit zelf op) en brandstof: we rijden voornamelijk in de lease-auto en de andere auto rijdt ook elektrisch (op onze eigen stroom).

Voor anderen gelden andere maatstaven: een vegetariër wordt niet beïnvloed door prijsstijgingen in de categorie vlees (de grootste waarde binnen “voeding”) , maar de persoonlijke inflatie wordt meer bepaald door het stukje “groenten”. Maar ook koffie telt bijvoorbeeld 4x zo zwaar mee als thee (285 vs. 47 punten, tov. de 100.000 die genoemd zijn).

Inflatie van woonlasten & vervoer

Voor woonlasten heeft het CBS een bijzondere methodiek: voor huurders geldt een andere waarde dan voor woningeigenaren. Namelijk 7287 punten versus 13.987 punten voor woningeigenaren. De inflatie voor woningeigenaren telt dus zwaarder dan voor huurders. Dat vind ik niet alleen vreemd, maar ook gewoon “fout”. Mijn hypotheek staat voor tientallen jaren vast. Rekenen met een “toegerekende huur” is een methodiek, maar het verandert op geen enkele manier mijn uitgaven. Het toerekenen van meer of minder huur aan mijn eigen woning doet dus niets aan de woonlasten.

Iets soortgelijks geldt (in mijn geval) voor elektriciteit. 1295/100.000 punten zit in “elektriciteit” en nog eens 2300 in gas. Voor zuinige gebruikers heeft de inflatie op deze posten dus veel minder invloed.

In ons geval geldt ook nog eens dat we elektrisch autorijden (en voornamelijk met de zakelijke auto). Er is dus geen sprake van “inflatie” voor ons van deze kostenpost.

Conclusie

De conclusie is voor mij helder: “de” inflatie bestaat niet. Inflatie is zeer persoonlijk en afhankelijk van je eigen omstandigheden. Des te meer je consumeert uit categoriën waar veel prijsstijgingen in plaatsvinden, des te groter je blootstelling aan inflatie. Minder blootstelling aan inflaterende categoriën geeft een veel lagere inflatie.

Voor de populatie als geheel zal de inflatie correct zijn. Maar je kunt het niet toepassen op je eigen situatie.

Uitgaven september 2020

In huize Geldsnor houden wij elke maand een bijeenkomst over onze financiën: wat hebben we uitgegeven de afgelopen maand, wat is er aan inkomsten binnengekomen en wat hebben we derhalve overgehouden?

September was opnieuw een goede maand, zelfs beter dan augustus. De investeringen werden minder waard (-3%), op sommige posten hebben we (iets) meer uitgegeven. Maar, onder de post diversen aanzienlijk minder!

Lees meer

Uitgaven: augustus 2020

In huize Geldsnor houden wij elke maand een bijeenkomst over onze financiën: wat hebben we uitgegeven de afgelopen maand, wat is er aan inkomsten binnengekomen en wat hebben we derhalve overgehouden?

Welnu: augustus was een goede maand. Onze inkomsten waren stabiel en de uitgaven onder controle.

Lees meer

Vaste lasten: ons percentage

Volgens het Nibud geldt het volgende mee in de vaste lasten:

huur/hypotheek, gas, elektriciteit, water, lokale lasten, telefoon, televisie, internet, verzekeringen, onderwijs, kinderopvang, vervoer.

Uiteraard is hier het nodige op af te dingen, maar naar aanleiding van een blogpost van “vanhernaarhot” dacht ik toch eens leuk om uit te zoeken. Hieronder dus mijn tabelletje, voor de vaste uitgaven als percentage van ons inkomen:

Hypotheek: 15,7%
G/E/W: 1,4%
Lokale heffingen: 1,4% (wordt in 10 termijnen betaald, dit is per maand)
Telefoon: 0,4%
Verzekeringen: 1,8%
Kinderopvang: 14,7%
Televisie & internet: 0,7%
Vervoer: 8,7%

Nibud: >50% van maandelijks budget gaat op aan vaste lasten

In totaal gaat 44,7% van al ons inkomen op aan “vaste lasten”. Dat is dus ruim onder de door het Nibud gestelde “50%”. Een groot deel van onze vaste lasten wordt bepaald door de hypotheek & kinderopvang. De hypotheek vind ik overigens lastig om op deze manier mee te nemen. Een gedeelte is aflossing (5,7%), en voor een ander deel krijgen we hypotheekrente-aftrek (die ik overigens meereken in het inkomen). De hypotheek is wel een kostenpost waar we niet onderuit kunnen. In dit geval telt de aflossing dus mee in de vaste lasten, maar óók in ons spaarquote.
In het geval van “vervoer” is me niet helemaal duidelijk wat het Nibud allemaal meerekent. Ik heb brandstofkosten niet meegerekend, enkel de vaste lasten van de auto. En gezien dit een private-lease auto betreft (tsja, niet al onze beslissingen zijn even zinvol op financieel gebied), zit hier alles in qua verzekeringen, afschrijvingen, wegenbelasting etc.

De zin & onzin van index-beleggen

Index-beleggen is het toverwoord wat je veelt tegenkomt in de wereld van beleggers. Het staat synoniem voor diversificatie, lage kosten en een gemiddeld betere prestatie dan professionele geldbeheerders.

Index-beleggen betekent namelijk zoveel als het volgen van een index: een samenstelling van geselecteerde fondsen zoals we dit bijvoorbeeld kennen als de AEX-index, AMX, S&P 500, Dow Jones Index etc. Deze indices zijn vaak indicatief voor de stand van de economie als geheel, althans dat wordt vaak gedacht.

Exchange-Traded Funds: passief & actief beheerd

Op de beurs kun je zogenaamde “Exchange-Traded Funds” (ETF’s) kopen. Deze ETF’s zijn zo samengesteld dat zij bepaalde indices of markten volgen. Er zijn actief beheerde ETF’s en passief. Bij actieve ETF’s is er een fondsmanager die bepaald welke aandelen er voor hoeveel geld gekocht moeten worden op welk moment. Deze fondsmanager is kundig & vaardig, maar heeft geen glazen bol én kost geld.

Een passief beheerd fonds heeft geen fondsmanager die keuzes maakt: het fonds volgt een index. Wat de fondsmanager moet doen, is zorgen dat de ETF gevuld is met dezelfde verhouding aandelen als de gevolgde index. Dit is eenvoudig en volledig te beheersen met computers. Gevolg; de kosten zijn erg laag (vaak lager dan 0.1%).

Lees meer