De Anatomie van FIRE/FOWO

Zoals de trouwe bloglezer inmiddels wel weet, ben ik een beetje cijfermatig ingesteld. Maar ik heb ook veel hobby’s en ben zeer nieuwsgierig van aard. Ik reken graag alles uit, en ik onderbouw het liefst alles zo veel mogelijk met feiten. Dat wil niet zeggen dat ik niet behoorlijk zwart-wit ofwel ongenuanceerd kan zijn.

Ik ben ook vrij sportief. Misschien niet zo sportief als ik zou willen zijn, maar volgens de Insights van Garmin een stuk sportiever dan het grootste deel van de Nederlanders. Hebben jullie niets aan natuurlijk, maar ik vind het heerlijk om fit te zijn. En ik was laatst aan het rennen én een boek aan het luisteren tegelijkertijd. Wie zegt dat mannen niet kunnen multi-tasken? Anyway, het is een boek van Jay Dicharry, een Amerikaanse expert in biomechanische analyse. Ofwel, hoe beweegt het lichaam. Zeer “insightful” voor mijn trainingsschema’s, maar dat is weer een heel ander verhaal. Maar ik bedacht zo maar een aantal parallelen tussen de anatomie van het lichaam en FIRE of FOWO zoals ik het noem.

Anatomie: de basis

Het menselijk lichaam (en ook die van andere zoogdieren) is een complex geheel. Er zijn allerlei organen die inwerken op fysieke prikkels en vice versa. De aanmaak van bloedcellen, immuunsysteem, het verbeteren van kracht en spierfunctie, voortbewegen: alles heeft een functie (behalve de blinde darm). Maar voor dit verhaal beperk ik me vooral tot de bewegende delen en alles wat dit mogelijk maakt.

Om iets te bewegen heb je een kracht nodig in een bepaalde richting. Via verschillende onderdelen van je lichaam wordt deze kracht gegenereerd (spieren) en doorgegeven (via pezen en banden) aan je botten. Iedere spier zit via pezen vast aan een bot. Botten worden van elkaar gescheiden door kraakbeen.

Pezen hebben nauwelijks directe doorbloeding en worden maar langzaam sterker. Kraakbeen heeft geen enkele doorbloeding of pijnreceptoren.
Spieren en botten reageren heel snel op trainingsprikkels en worden dus ook snel sterker. Veel mensen beseffen het niet, maar botten zijn één van de meest dynamische onderdelen van ons lichaam. De inname van (juist) voedsel, de juiste vitamines en belasting (beweging) houden je botten sterk. Gebrek aan beweging verzwakt je botten, evenals maagzuurremmers en teveel beweging. Maar dat gaat te diep voor dit verhaal.

De anatomie van FOWO

Financieel onafhankelijk worden kan op veel manieren, en met veel parameters. Je kunt extreem zuinig leven, met lage lasten. Vergelijk dit met een heel slank lichaam: je hebt niet veel energie (geld) nodig om deze levensstijl te kunnen bekostigen.
Er zijn ook heel zware mensen. Geen waardeoordeel, dat laat ik aan anderen. Maar als je ooit “My 600lb-life” op TLC hebt gezien, dan weet je dat het heel veel energie kost om een groot lichaam te voorzien van voldoende caloriën om dezelfde vorm vast te houden.

Je “fitheid” is te meten in een waarde die VO2-max heet. VO2 max is een relatief getal: het is de hoeveelheid zuurstof die in je bloed opgenomen kan worden per kilogram lichaamsgewicht per minuut (ml/kg/min). Afvallen of aankomen heeft een directe relatie tot dit getal, omdat je gewicht onderdeel is van de eenheid. Zo is het ook met je financiën: hoe lang kun je zonder inkomen, voordat je in de problemen komt? Dat is relatief eenvoudig: je uitgaven gedeeld door je eigen vermogen. Hogere uitgaven betekent dat je het minder lang vol kunt houden als je geen inkomsten hebt. Dit kun je oplossen door je eigen vermogen te vergroten.

Met “Fat-fire”, ofwel financieel onafhankelijk zijn zonder in je uitgaven te snijden, heb je een groter eigen vermogen nodig om dit te kunnen realiseren. En om dit vermogen op te bouwen heb je een grotere influx van geld nodig. Zie hier de vergelijking met het menselijk lichaam: je moet méér eten om voldoende spek op de botten te krijgen om dit vol te houden.

En daar komen de risico’s om de hoek kijken. Je spieren kunnen snel opbouwen in kracht. Dat gaat in weken. Zo kun je ook hard werken om meer geld te verdienen en uit te geven. Maar je pezen moeten de belasting wel aan kunnen: kun je voldoende geld verdienen om dit te realiseren? En wat zijn de risico’s als één van de pezen scheurt? Het is het risico van “snel geld verdienen” schema’s. Stel dat je een manier vind om bijvoorbeeld met gemeenschapsgeld mondkapjes te kopen tijdens een pandemie. Verdien je hiermee voldoende om het risico van een peesscheur af te dekken? Met andere woorden: als allebei je achillespezen afscheuren, is er dan nog iemand over om je naar huis te sjouwen?

Als dat niet het geval is, is het misschien beter om gedurende vele jaren de peeskracht op te bouwen. Dit gaat niet zo snel als je spieren. Je pezen zijn in deze vergelijking je unieke eigenschappen. Daar waar jij goed in bent én vraag naar is waarmee je geld verdient. Dat duurt jaren. Of het nu educatie is (studie) of praktijk (houtbewerking, staalbewerking, stratenmaken etc). Overal waar jij beter in bent dan iemand anders, is waardevol, mits er vraag naar is. Een uur op je hoofd staan is iets wat niet velen kunnen, maar ook waar niemand iets voor over heeft om het te zien. Om ergens voldoende goed in te worden duurt lang. Stratenmaken kan iedereen. Góed straten maken én dat in een fatsoenlijk tempo kunnen er maar heel weinig. Het is een kunst, een gave, waar we in onze maatschappij veel te laatdunkend over doen. Maar dat terzijde.

De spieren in deze vergelijking staan voor hoeveel uur je besteed: hoe hard moet je werken voor je geld? Met erg dikke pezen kun je zeer efficiënt je energie overbrengen met je spieren. Ofwel: als je meer verdient per uur, dan hoef je minder uren te werken.
Maar ook: als je lichaam slanker is, is er minder energie nodig om het in beweging te krijgen. Als je met minder massa toe kunt, dan heb je minder energie nodig. Met minder vaste lasten (skelet, basisspieren, organen, hoofd) en variabele lasten (grotere spieren, vetmassa) heb je minder geld nodig om alles vol te houden.

Anatomie & training

In mijn trainingsschema’s hou ik rekening met mijn anatomie. Je lichaam gaat verbazingwekkend snel vooruit als je begint met trainen: in de eerste weken soms met wel 10% per week. Dát is nog eens vooruitgang. Tsjonge, wat word ik snel sterker! Nou. In feite is dat niet zo. In de eerste weken gaat het om Neuromusculaire adaptatie. Je hersens (en ruggenmerg) leren om sneller en beter te reageren: er worden sneller en meer spierweefsels aangestuurd en geactiveerd.

Pas na enkele weken gaat je lichaam echte aanpassingen doorvoeren: spieren worden sterker, pezen worden sterker (maar langzamer), botten worden verdicht etcetera.

Maar die neuromusculaire adaptatie is een doorgaand iets. Je blijft hierin beter worden. Zo is het ook met FOWO: in de eerste instantie is er enorm veel te verbeteren. Alleen al het inzicht krijgen in wat je verdient en wat er uitgaat is een eye-opener voor de meesten. Het besef maakt dat je automatisch zuiniger wordt (of in ieder geval bewustere keuzes maakt). Het overzicht maakt dat je heel snel kunt schakelen. Van dag 1 op dag 2 kun je bepalen dat je goedkopere boodschappen koopt, bijvoorbeeld.

Maar daarna gaat het allemaal iets langzamer. Het aanpassen van vaste lasten duurt langer: het opzeggen van abonnementen, het aflossen van de hypotheek en alle andere dingen waarmee je het lichaamsgewicht naar beneden brengt: je hebt minder geld nodig.
Doordat je minder geld nodig hebt, kun je toe met kleinere spieren. Je hoeft minder te werken om je levensstandaard (lichaamsgewicht) in stand te houden.

Natuurlijk kun je ook een tweede huis kopen met een hypotheek er op. Voor dit rugzakje moet je simpelweg wat harder werken!

Uiteraard is anatomie veel complexer dan bovenstaande. Maar ik hoop dat het idee een beetje doorkomt 😉

De “test” betreffende financiële onafhankelijkheid…

Soms kom je van die artikelen tegen die zich uitstekend lenen voor een reactie. En zo’n artikel kwam ik gister tegen op de website van Porterenee: HOE FINANCIEEL ONAFHANKELIJK BEN JIJ? TEST HET!. En ik kon, politiek correct uitgedrukt, een kleine glimlach niet onderdrukken. De auteur van het artikel denkt duidelijk anders dan de Snor. Ik denk in systemen & modellen. Ik ben van huis uit inkoper, maar heb een MSc in bedrijfskunde, en krijg kleine kortsluitingen bij dit soort artikelen. Niets ten nadelen van het artikel en de auteur: het is op zich best goed geschreven. Maar ik krijg mijn hoofd niet om de tegenstrijdigheden heen gevouwen. Het lukt me niet. Ik krijg er koppijn van. En dat schrijf ik dus graag even van me af…

Het artikel omschrijft diverse “levels van financiële onafhankelijkheid”. Ik parafraseer ze per level, en lever direct mijn commentaar er op:

Level 1: financiële afhankelijkheid

Dit level is van toepassing op de meeste mensen: je bent voor je leven afhankelijk van de inkomsten die je krijgt van andere mensen of instanties. Uitkeringen en toeslagen worden genoemd. Loon van “gewoon werken” niet, maar ik neem aan dat ook dit bedoelt wordt.
Ik heb weinig aan te merken op het eerste level, mits werk ook meegenomen wordt. Je bent financieel afhankelijk, want zonder inkomen teer je in op het eigen vermogen. Indien er geen eigen vermogen aanwezig is, zink je weg in het moeras van schulden.

Level 2: Financiële solvabiliteit

Dit level wordt al iets lastiger. Solvabiliteit wordt (terecht) omschreven als de verhouding tussen eigen vermogen en vreemd vermogen. Wanneer je eigen vermogen groter is dan je vreemde vermogen, dan is de solvabiliteit groter dan 1. Maar vervolgens schrijft de auteur “Bereik je level 2? Dan kun je met je inkomen al je kosten, zoals je vaste lasten en afbetalingen op schuld(en), zelf betalen.”
En daar gaat het mis…Solvabiliteit heeft quasi helemaal niets te maken met de mogelijkheid om met je inkomen al je kosten zelf te betalen! In de formule van solvabiliteit komt de variabele “inkomen” helemaal niet voor. Dat is liquiditeit: de inkomsten zijn groot genoeg om de kortlopende schulden & verplichtingen te voldoen. Zoals hypotheek en kinderopvang.
Los van dit (belangrijke) semantische verschil, treed hier een stukje kortsluiting op in mijn hoofd. Je kunt namelijk heel erg prima financieel afhankelijk zijn en toch een voldoende liquiditeit hebben. Neem iemand die 5.000 EUR per maand verdient en vaste lasten heeft van 3.000 EUR per maand. Er is ruimschoots voldoende inkomen om te voldoen aan de lasten. Edoch, zonder dit inkomen is die liquiditeit er niet meer en zul je interen op het eigen vermogen. En dát gaat dan weer ten koste van je solvabiliteit…

Level 3: financiële stabiliteit

Met een inkomen wat voldoende is en een buffer van 1000 EUR wordt gesproken van financiële stabiliteit in het artikel. Die buffer is sterk persoonlijk, maar het lijkt mij nog vrij weinig “stabiel”. Zelf zou ik spreken van financiële stabiliteit als je inkomen voldoende is om kleine tegenvallers met het lopende inkomen op te vangen zónder een buffer aan te hoeven spreken. Met andere woorden: als er iets tegenzit hoef je niet aan het spaargeld te komen, je legt alleen minder in betreffende de periode.

Level 4: Vrij van schulden

Als je vrij van schulden bent kom je in level 4. Er wordt gesteld “geen enkele schuld, niks noppes nada”, en in de bijzin “maar volgens sommigen horen hypotheek en studieleningen hier niet bij”. Ik hou niet van tegenstellingen in zinnen. Zeker niet als er later gesteld wordt dat “alleen schulden die je leven niet ernstig beïnvloeden” betekent dat je schuldenvrij bent.
Ik hou niet van ambiguiteit: zolang je een hypotheek of studielening hebt, ben je niet schuldenvrij. Je hebt een schuld. Of dat erg is of niet hangt af van je liquiditeit én solvabiliteit. Zo heb ik een studielening die mooi in Box 3 aftrekbaar is, zonder rente. Daar heb ik geen enkel probleem mee en geen enkele “incentive” om die versneld af te lossen. Laat maar zo lang mogelijk staan. Echter, voor sommigen is dit wel een probleem omdat banken de maandelijkse verplichtingen wél meenemen in de berekening voor je maximale hypotheek. En dus kan een studielening wel degelijk een groot gevolg hebben voor je leven. En ook de hypotheek heeft doorgaans een vrij grote invloed op je leven.

Level 5: parttime financieel onafhankelijk

“Je bereikt level 5 als je genoeg geld opzij hebt gezet om werk te gaan doen wat minder verdient. Helemaal stoppen met werken zit er nog niet in. Maar je kunt wel kiezen voor ander werk met een lager salaris. Of parttime gaan werken bij je huidige baan.”

Aj. Ik voel een adertje kloppen en mijn linkeroog trekken. Als je liquiditeit voldoende is, kun je minder gaan werken. Ook als je wél schulden hebt. Zo gaat de Snor vanaf september minder werken (althans, wat ik minder ga werken bij de baas wordt vervangen door mijn eigen bedrijf). Is dit een probleem? Nee. Mijn inkomsten dalen dan van 4800 EUR per maand naar 3200 EUR per maand. Dit heeft geen enkele invloed op mijn liquiditeit: ik hou nog steeds geld over (maar wel minder). Heeft dit invloed op mijn solvabiliteit? Nee, ik hoef niet in te teren op mijn eigen vermogen (want de liquiditeit blijft overeind). Maar ben ik schuldenvrij?

Nee, dat ben ik niet. Ik heb een hypotheek én een studielening. Dus heb ik schulden. En die schulden zijn groter dan mijn eigen vermogen (mijn solvabiliteit is kleiner dan 1, want mijn hypotheek is ~400.000 EUR tegen een eigen vermogen van ~150.000EUR). Kan ik helemaal zonder inkomen van “derden”? Nee. Dus feitelijk zit ik in level 1, want er is een financiële afhankelijkheid. Ook al kan ik een hele poos zonder inkomsten (en dus interen op eigen vermogen), maar dat hou ik niet oneindig vol.

Level 6: financiële veiligheid

Je bent financieel veilig als je passieve inkomsten groter zijn dan je vaste lasten. Dit is een parafrasering van wat er werkelijk geschreven staat in het artikel. Maar ik vind dit een leuke zin “Het is eigenlijk nog te vroeg om helemaal te stoppen met werken. Maar je zou al wel kunnen minderen.”
In level 5 kon je toch al minder gaan werken? Dus wat voegt level 6 dan toe?

Level 7: Financiële flexibiliteit

Idem als level 6, maar dan met een hoger passief inkomen. Dit wordt omschreven als het rendement op je investeringen (al zijn er natuurlijk ook andere passieve inkomstenbronnen, maar dat terzijde want het is tenslotte een parafrase van mij). In level 7 kun je “goed” leven van je rendement, maar moet je wel flexibel zijn met je uitgaven. Wat “goed” leven is, is natuurlijk voor iedereen anders. Maar een goede tip zou zijn dat je altijd zo flexibel mogelijk moet zijn in je uitgaven.

Level 8: financiële onafhankelijkheid

Je rendement op investeringen levert genoeg op om alle kosten te dekken, ook de flexibele. Je kunt stoppen met werken. Top. Weinig op aan te merken verder. Evenals op level 9: financiële vrijheid. In dat level zou je ook wat droomgeld kunnen spenderen. Iets met tweede huizen en dergelijke.

Level 10: financiële overvloed

We zeggen dat iemand financiële overvloed heeft als er minimaal 3x zoveel binnenkomt als je nodig hebt om al je kosten te dekken.
Wíe zegt dat en op basis waarvan? Is het 3x zoveel als ál je kosten ten opzichte van level 9? Of ten opzichte van je normale vaste lasten en uitgaven, maar zonder het tweede huis en je boot in Marbella? Dat is mij niet zo duidelijk.

Conclusie

Deze blogpost is niet bedoeld om te “bashen”, maar slechts mijn gedachtengang betreffende tegensprekende punten. Het een sluit het ander niet uit, zeker in de lagere levels. Je kunt uitstekend liquide zijn en een lage solvabiliteit kennen. Die liquiditeit kan zelfs zo groot zijn dat je een stuk minder kunt gaan werken of voor jezelf beginnen met een flink verkleind risico. En dat met een lage solvabiliteit. Maar je kunt ook een zeer hoge solvabiliteit hebben maar een beroerde liquiditeit. Stel je huis is 1 miljoen EUR waard en de hypotheek is 500.000 EUR…De solvabiliteit is nu 2. Maar er staat 0 geld op de bank, en je wordt werkloos. De hypotheek kun je ondanks je hoge solvabiliteit niet meer betalen…Je snapt het probleem. Cash is king.

Het hele artikel komt een beetje “gekunsteld” op mij over: het is mooi om op een lijstje van 10 te komen, dus we maken er 10 levels van. En met een beetje terminologie lijkt het aan autoriteit te winnen, ook al wordt de terminologie verkeerd toegepast. Enfin. It’s just my 2 cents. Mijn eigen ideeën over fases van financiële onafhankelijkheid heb ik al uitgeschreven in een eerdere post.

Goed met Geld: het advies dat Nibud zou moeten geven

Op 20 december verscheen er een artikel op Nu.nl over het feit dat veel mensen een grotere buffer hebben door corona, met de vraag of dit wel genoeg is.

Dit soort artikelen lees ik als Geldsnor natuurlijk altijd, maar wellicht anders dan de gemiddelde Nederlander. De vragen en opmerkingen die naar voren komen zijn relevant, maar vaak mis ik de echte oplossingen.

Standaard komt het Nibud naar voren en een aantal geld-experts. Het Nibud stelt in dit artikel bijvoorbeeld:
“Een stel dat samen anderhalf keer modaal verdient en een kind van vier, een koophuis van doorsnee waarde (WOZ-waarde iets boven de 300.000 euro) en een auto heeft, moet zo’n 20.000 euro als buffer hebben staan, volgens de BufferBerekenaar.”

Daar hoort vervolgens nog deze quote bij:
“De logica achter dat bedrag is dat hoe meer je verdient, hoe duurder de spullen zijn die je hebt. In de berekenaar zijn de bedragen opgesplitst. Dat geeft je een beeld met welke kosten je te maken zou kunnen krijgen – als alles tegelijkertijd mis zou gaan”, zegt Karin Radstaak van het Nibud.”

En daar gaat het mis. De afkorting Nibud staat voor Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting. Waar is de logica dat “hoe meer je verdient, hoe duurder de spullen zijn die je hebt”? Deze “lifestyle-inflation” is inderdaad normaal. Je verdient meer en koopt een groter huis, duurdere auto, en dure spullen. Als je vervolgens in de problemen raakt door bijvoorbeeld werkloosheid of dure reparaties, dan heb je een probleem. Want doorgaans wordt er iets vergeten door “hoge inkomens”.

Je krijgt NIET 70% van je laatst verdiende inkomen

Veel mensen denken dat je, in geval van werkloosheid, 70% van je laatst verdiende inkomen krijgt. Wat vaak niet vermeld wordt en naar ik vermoed onbekend is bij velen, is dat dit helemaal niet het geval is. Je krijgt 70% van je laatst verdiende inkomen (en 75% de eerste 3 maanden), tot het maximum dagloon. Als je dit vertaalt naar een maximum maandloon, dan kom je op 4859 EUR bruto per maand. En daar dus 70% van. Dat is 3401 EUR aan maximale uitkering, inclusief vakantiegeld.

Dit is ruim boven modaal, maar als je uitgaat van de aanname van het Nibud (en de dagelijkse praktijk van velen), dan levert dit dus problemen op. Als je een inkomen hebt van 8000 EUR per maand is de maximale uitkering nog maar 42.5% van je laatst verdiende inkomen. Als je jouw uitgaven vervolgens hebt gebaseerd op 100% van de 8000 EUR per maand, dan heb je een levensgroot probleem: je verliest 57.5% van je inkomen per maand. In plaats van (netto) 4750 EUR per maand (bij 8000 EUR) krijg je nog “maar” 2400 EUR. Met een buffer van 20.000 EUR heb je dus 8 maanden te gaan…

Verder stelt het Nibud dat van de 20.000 EUR buffer je 1650 EUR achter de hand moet houden voor je huis en 1000 EUR voor onverwachte rekeningen zoals naheffingen van de belastingdienst. Vervolgens stelt het artikel dat de grootste kostenpost de auto is, want als je deze wegstreept hoeft de buffer maar 8850 EUR te zijn. Dit betekent dat de buffer voor de auto tamelijk groot is: 20.000-1650-1000-8850: 8500 EUR.

Het advies dat Nibud zou moeten geven

Vergeef me de volgende harde uitspraak: Een buffer achter de hand houden voor een kapotte auto van 8500 EUR is belachelijk. Voor dat geld kun je een zeer goede tweedehands auto verkrijgen mocht er iets catastrofaals met je auto gebeuren. Voor 4000 EUR zou je ook wel een vervanger kunnen kopen.

Het belangrijkste advies zou moeten zijn: zorg ervoor dat je vaste lasten nooit hoger zijn dan 70% van het maximum dagloon (of 70% van je salaris, als je hier onder zit). Dit betekent dat bij een inkomen van 8000 EUR per maand (bruto) je lasten niet hoger zijn dan 2400 EUR. Als je 2 inkomens hebt, kun je 2x 70% pakken en je zit héél veilig. De kans dat je tegelijkertijd je baan kwijtraakt is niet zo groot en in ieder geval kleiner dan dat 1 van de 2 zijn/haar baan verliest.

Dát zou een advies zijn waar een “budgetvoorlichter” voor zou moeten strijden. De strijd aangaan met de gedachte dat het leven duurder moet worden als je meer verdient. Mensen leren dat als je inkomen stijgt, je dit verschil ook kunt sparen of je lasten verlagen. Niet om een hogere hypotheek aan te gaan, een duurdere telefoon te kopen of verderweg of vaker op vakantie te gaan.

Nu hoor ik je denken (als je hier boven zit): dat is onmogelijk! Dat kan helemaal niet!

Natuurlijk kan dat wel!

Maar dit is zeker wel mogelijk. De Geldsnor is het levende bewijs. Ons inkomen is behoorlijk hoog: gezamenlijk zo’n 7500 EUR netto per maand exclusief kinderbijslag, vakantiegeld en dertiende maand. Wel inclusief voorlopige teruggaaf en kinderopvangtoeslag.

Onze vaste lasten bedragen 4200 EUR per maand. Dit is inclusief alle variabele lasten die ik “vast” heb gemaakt: boodschappengeld en ons eigen zakgeld zitten hier bijvoorbeeld óók in. Hierbij komt nog een “variabele” lastenpost van ongeveer 800 EUR per maand. Gezamenlijk dus exclusief bijzondere lasten zoals mijn klushobby ongeveer 5000 EUR per maand.
Dit betekent dat ons uitgavenpatroon ongeveer 67% van onze vaste inkomsten zijn.

Maar als ik uitga van 70% van het maximumdagloon en 70% van mijn vrouw haar salaris, dan komen we op netto 4400 EUR per maand. Nu komt de crux: een groot deel van de “vaste lasten” is helemaal niet zo vast. Zo zouden we de kinderopvang kunnen schrappen (-1044 EUR per maand) en tijdelijk ons “zakgeld” kunnen schrappen (-300 EUR per maand). In de flexibele lasten kunnen we in principe vrijwel alles schrappen, maar realistisch is 600 EUR. In totaal kunnen we dus vrijwel direct 1944 EUR per maand uit ons uitgavenpatroon schrappen.
Dit resulteert in uitgaven van nog 3000 EUR per maand (hypotheek, gas/elektra, verzekeringen, studielening, water, nuts, lokale belastingen, auto en eten).

Uiteraard vervalt dan ook de kinderopvangtoeslag. Als ik dit wegstreep houden we per maand nog 1100 EUR over, in het geval we állebei onze baan verliezen.

Volgens mij is dat een solide situatie: het geeft een hoop veiligheid en zekerheid, los van de buffers die we wel hebben.
Het betekent ook dat het mogelijk is om te leven ruim binnen je uiterste: we hebben een auto, we hebben 2 kinderen en wonen in een grote vrijstaande woning.

Dit is het advies wat het Nibud zou moeten geven:

“Zorg dat je uitgaven uiterlijk 70% zijn van je inkomen in de situatie waarbij je het inkomen verliest (WW). Alles boven de 70% moet facultatief zijn en in gesneden kunnen worden binnen 2 maanden.”

Disclaimer: ik ben me volkomen bewust van de woningmarkt en de woonkosten. Met een lager inkomen is het veel moeilijker om aan deze 70% te voldoen. Maar als iedereen bovenstaande advies gevolgd zou hebben, dan zou de woningmarkt nooit overspannen geraakt zijn.

Het probleem van de “4%-rule”

Binnen de FIRE-gemeenschap is er een zeer bekende regel: de regel van 4%. Deze regel bepaald hoeveel geld je op kunt nemen uit je “nest-egg” om je te voorzien van een stabiele inkomstenstroom, zonder dat je inteert op het werkelijke vermogen. Het opgebouwde bedrag blijft dus gelijk: je “leeft” van het rendement. Het rendement kan bestaan uit dividend, rente, of uit koerswinsten.

In mooie rekenpraatjes wordt er vaak gerekend met het gemiddelde rendement. En vaak met de S&P 500. In de afgelopen 25 jaar was het gemiddelde rendement 8,96%. Da’s niet kinderachtig! Intuïtief kan ik me voorstellen dat dit de gedachte ondersteund: als het gemiddeld bijna 9% is, dan betekent dat de groei van mijn vermogen nog steeds 5% is.

Klopt. Maar een beurs vaart niet op gemiddeldes. De beurs vaart op de echte wereld. Met pieken en dalen. In de afgelopen jaren was 2008 het slechtste jaar voor de S&P500: -38,49%. De S&P500 ging van 1447 op 2 januari 2008 naar beneden tot 752, om het jaar te eindigen op 903. Pas in 2012 werd de 1447 weer aangetikt (en zelfs 1465).

Het nadeel aan dalende koersen is dat je een grotere correctie nodig hebt om weer op hetzelfde punt te komen. Een verlies van 50% betekent dat je daarna 100% winst nodig hebt om weer op 0 uit te komen. Een feit dat weleens uit het oog verloren wordt…De grootste winst van de S&P500 in de afgelopen 25 jaar was slechts 31%.

Sequence of Returns: ohoh…

Dit leidt tot een effect wat “Sequence of Returns” genoemd wordt. Ik heb een grafiek gemaakt. Er zijn 3 lijnen: het gemiddelde van de afgelopen 25 jaar, de werkelijke koers van de afgelopen 25 jaar en een scenario waarbij je nét voor de dotcom-bubble stopt met opbouwen van vermogen en vermogen gaat onttrekken omdat je met pensioen gaat. De koerswinsten van de jaren 1996-2000 heb ik er achteraan geplakt ipv. er voor.

Bij alle lijntjes is het gemiddelde rendement exact net zo groot. Het enige verschil is de volgorde waarop de rendementen plaats vinden! Bij de blauwe lijn begin je met het trio van jaren aan het begin van de eeuw. 3 jaar verliezen op rij. En je hebt geen keuze, je móet leven. Dus ieder jaar neem je 20.000 EUR op uit je eitje. Het maakt voor de berekening verder niet uit welke bedragen je neemt als uitgangspunt: het resultaat blijft hetzelfde, alleen de getallen veranderen.

Zoals je kunt zien, zijn de verschillen enorm. Met gemiddeld bijna 9% rendement zijn de verschillen enorm: tussen de 2.6 miljoen en 365.000 EUR. Dat is nogal een verschil.

In beide gevallen blijf je boven de 0. Maar stel je dit eens voor. Je hebt 500.000 EUR gespaard. Je gaat met pensioen, en neemt jaarlijks 20.000 EUR op uit dit bedrag. Je gaat uit van het gemiddelde rendement. BAM! 3 jaar lang verliezen! Jouw half miljoen is verdampt tot 250.000 EUR na 3 jaar. Er volgt een goed jaar, dan een prima jaar, dan een matig jaar (26%, 9%, 3%). Enfin, in jaar 9 komt pas de echte klap: -38%. Met nog 166.000 EUR op de bank: hoeveel vertrouwen heb je nog dat je geld langer meegaat dan je hart?

Dit toont een aantal dingen aan:
1. Reken niet met gemiddelden, maar neem een stress-test van je portfolio van de afgelopen 25 jaar, of zelfs langer. Hoe goed presteert je portfolio dan?
2. Diversificatie. Het kopen van uitsluitend aandelen is geen diversificatie. Het is slechts diversificatie binnen 1 “asset class”.
3. Heb een plan, en ga geen paniekvoetbal spelen. De slechtste rendementen worden gehaald door te verkopen op het dal (om verdere verliezen te verkopen) en bij te kopen op de piek. Tijdens de accumulatiefase is dit desastreus, in de opname-fase speelt dit iets minder. Er is namelijk geen inkomen om bij te kopen. Verlies nemen is dus definitief!

Het toont vooral aan: de 4%-regel is niet heilig en niet altijd veilig. Denk je dat jij het droog gehouden had na 9 jaar?

* Bedenk goed dat ik in dit voorbeeld géén rekening heb gehouden met oplopende kosten gedurende 25 jaar. Overigens ook niet met dividend-inkomsten. Bij de S&P500 zijn die ~2% per jaar. Deze percentages liggen redelijk gelijk.

Hoeveel heb ik nodig om met “pensioen” te gaan?

Er zijn heel veel antwoorden mogelijk op deze vraag, want alles hangt af van de aannames. Ik kijk dus naar de te verwachten kosten in de toekomst. Hierin is de belangrijkste variabele: de hypotheek. Is deze wel of niet afgelost? Dit scheelt namelijk een slok op een borrel in de maandelijkse lasten.

Sowieso ga ik uit van de “regel van 25”, ofwel jaarlijks 4% uit het vermogen kunnen trekken zodat het jaarlijkse rendement gelijk ligt aan de hoeveelheid geld die je onttrekt. Je boet dus niet in op vermogen.
Niet meer werken betekent ook dat er geen kosten zijn voor kinderopvang, aanzienlijk minder kosten voor autorijden en minder kosten voor eten. Waar ik géén rekening mee hou, of in ieder geval zeer beperkt, is de inflatie. Inflatie is grotendeels persoonlijk en het gevolg van je eigen keuzes. Bijna 30% van de inflatie is toe te rekenen aan kosten voor je woning (de “toegerekende huur”) en energielasten. Energielasten heb ik niet (hooguit minder inkomsten van mijn stroomverkoop), en de woonlasten blijven gelijk of worden lager. Een ander verhaal zijn verzekeringen & lokale belastingen.

Enfin: een lang verhaal kort; het FIRE-nummer is (inclusief hypotheek) 819.000 EUR en zonder hypotheek 531.000 EUR. De FIRE-maand komt daarmee uit op augustus 2042. Dan ben ik 57.

Dit zijn op het oog hoge, maar overzichtelijke bedragen. Iets boven, respectievelijk onder, 2.000 EUR netto per maand. Dat is er ook van uitgaande dat ik niet wil interen op mijn vermogen; maar meenemen het graf in kan ik ook niet. Feitelijk hoef ik dus enkel de periode tot AOW & pensioen te overbruggen. Dit betekent dat ik zo ongeveer op mijn 50e zou kunnen stoppen. Niet alleen ik trouwens: ook mijn vrouw. Eén van ons zou nu namelijk al kunnen stoppen met werken (toegegeven, als ik zou stoppen met werken moeten we wel heel wat concessies doen. Als zij zou stoppen met werken scheelt het eerlijk gezegd nagenoeg niets).

Maar gezien de dromen aanzienlijk groter zijn dan wat ik heb, zal ik voorlopig maar lekker door blijven werken!

De eenvoudige rekensom van financiële onafhankelijkheid

Dit is een vrije vertaling van hét meest invloedrijke FI-blogbericht ter wereld van Mr. Money Mustache (MMM) himself: “The Shockingly Simple Math Behind Early Retirement“. Via de link kom je bij het oorspronkelijke bericht.

Volgens MMM gaat het maar om 1 ding: je Savings Rate. Je savings rate is een functie van hoeveel je verdient en hoeveel je nodig hebt om te leven. Als je 100% uitgeeft van wat je verdient, dan kun je nooit stoppen met werken. Zoals velen, leef je van maand naar maand. Spaar je 10%, dan heb je na een jaar werken voldoende middelen om dit leven een maand voort te zetten zonder te werken. Een buffer van 6 maanden kost op deze manier dus ongeveer 6 jaar om op te bouwen.

Spaar je 30% van je inkomen, dan kost het opbouwen van die buffer aanzienlijk minder tijd! (namelijk 22 maanden). Als je 50% spaart, dan kost het opbouwen van een buffer van 6 maanden…6 maanden!

Zodra je begint te sparen, kan het geld dat gespaard wordt (geïnvesteerd) aan zijn reis beginnen om passief geld voor jou te verdienen, en het verdiende geld verdient opnieuw geld.

Er is een addertje. Een positieve, dat wel.

Waar is het addertje, zat je al te denken? Het addertje is eigenlijk een lieve kleine puppy. Of whatever de analogie hier zou zijn. In deze rekensommen maakt het namelijk niet alleen uit of je meer gaat verdienen, maar ook of je minder uit gaat geven.

Neem Klaas. Klaas verdient 2000 EUR netto en geeft 1800 EUR uit per maand. Hij spaart keurig 200 EUR per maand (10% van zijn nettoloon). Hij moet 10 maanden werken (10*200 EUR) om 1 maand van zijn uitgaven vol te houden (en weer 200 EUR te sparen). Maar, Klaas heeft hard gewerkt, en maakt promotie! Klaas gaat nu 2400 EUR per maand verdienen. Klaas is een slimmerik: hij geeft geen cent extra uit! Hij spaart nu 600 EUR van zijn loon van 2400 EUR (da’s dus 25%). In 4 maanden heeft Klaas voldoende opzij gezet om zijn uitgaven te bekostigen – inclusief het sparen.

Niet slecht van onze Klaas! Maar, stel het volgende voor. Klaas heeft geen promotie gemaakt. De meeste mensen maken nauwelijks of geen promotie in hun leven en moeten het hebben van CAO-verhogingen die de inflatie wel of niet bijhouden. Klaas besluit samen te gaan wonen. Een aantal kosten wordt nu gedeeld met zijn partner. Klaas verdient nog steeds 2000 EUR, maar geeft nu nog maar 1400 EUR uit. In euro’s is dit verschil gelijk: 400 EUR meer verdienen of 400 EUR minder uitgeven is allebei 400 EUR.

Toch? Of toch niet?
Klaas spaart nu 600 EUR van zijn 2000 EUR netto. Dat is 30%. Om zijn deel van de rekeningen te betalen, hoeft Klaas nu maar 2 maanden en iets meer dan een week te werken. Minder uitgeven werkt dubbel: je spaart meer, maar je hoeft ook minder uitgaven af te dekken. Dát is de simpele rekensom achter financiële onafhankelijkheid: kosten laag houden en inkomsten maximaliseren.

(Let op: het gaat hier niet alleen om sparen. Het geld wat je overhoudt is niet alleen om te “sparen”. Rente levert niets op. Zodra je dus je veilige marge hebt bereikt, kun je geld gaan beleggen. Het gaat hier dan ook niet om de Nibud-definitie van sparen, die zoveel inhoudt als dat je geld reserveert voor toekomstige uitgaven. Dat is weliswaar heel slim én goed om te doen, maar voorkomt slechts negatieve verrassingen.)

Fases van Financiële Onafhankelijkheid

De afgelopen maanden heb ik ontzettend veel gelezen en geluisterd over financiële onafhankelijkheid, met name via Amerikaanse blogs, podcasts en boeken. Onlangs was ik aan het luisteren naar het boek “Choose FI: your Blueprint to financial independence” (via Storytel, ook via bol.com verkrijgbaar).

In dit boek wordt een groot aantal interessante dingen genoemd. Eentje neem ik hier over en pas deze vrijelijk iets aan naar “onze” situatie in Nederland. Het gaat over de fases van financiële onafhankelijkheid:

Fase 0: bereik de 0. Met 0 wordt hier bedoeld: 0 EUR netto waarde van al je bezittingen: woning, geld, beleggingen, pensioenrekeningen en dit soort dingen. Niet-verhandelbare dingen ( “waardevol antiek” en “kunst) telt niet mee. Tel hier je schulden vanaf: hypotheek, persoonlijke leningen, doorlopend krediet, studieschuld, creditcards en andere afbetalingen. Het resultaat is een getal, wat voor veel mensen negatief is in de jonge jaren van hun carriëre.

Fase 1: 6-cijferige waarde. Bereik je eerste honderdduizend EUR in nettowaarde. Dit is dezelfde optelsom. De gedachte hierachter is dat op het moment dat dit bedrag 100.000 EUR of meer is, de waardetoevoegingen relatief groot zijn vanuit passief vermogen. Ofwel: 100.000 EUR in een beleggingsportefeuille levert “passief” gemiddeld 7.000 EUR per jaar op aan nieuw vermogen. Zonder dat je er iets voor hebt hoeven doen.

Fase 2: 6-cijferige waarde, exclusief overwaarde van de woning. De overwaarde van je woning levert geen bijdrage aan je onafhankelijkheid. Je moet het verkopen om er bij te kunnen, zonder er iets voor terug te kopen. Geld in je stenen kopen geen boodschappen.

Fase 3: 6-cijferige waarde, exclusief pensioenrekeningen. Je pensioenrekeningen vertegenwoordigen een waarde (uitgaande van beschikbare-premieplannen). Maar die waarde levert pas iets op na je 62e: het eerste moment dat je er pensioen van mag aankopen. Het is dus heel belangrijk geld, het is veel geld. Maar het is ook “gesloten” geld.

Fase 4: 25x je minimale levenskosten. Als je minimaal 10.000 EUR nodig hebt om te overleven en niet je woning kwijt te raken door wanbetalingen, dan heb je 250.000 EUR nodig aan beleggingen/investeringen of ander passief inkomen om deze fase te bereiken. Dit is zonder vakanties, ontspanning of iets anders. Maar je bent wél financieel onafhankelijk.

Fase 5: 25x je verwachtte uitgavenpatroon. Hierin zitten ook vakanties, reizen, leuke dingen en alle noodzakelijkheden. Voldoet aan de regel van 25/4. Als je 30.000 EUR per jaar nodig hebt aan verwachtte uitgaven, dan is je FI-nummer 750.000 EUR.

Fase 6: 33x je verwachtte uitgavenpatroon, inclusief de leuke dingen. Voldoet aan de regel van 33/3. Als je 30.000 EUR per jaar nodig hebt aan verwachtte uitgaven, dan is je FI-nummber 990.000 EUR.

Wat doet het er toe?

Financiële onafhankelijkheid is een reis, en niet alleen een doel. Het doel is groot, en lijkt veraf. Door het in kleinere stukjes te knippen, weet ik waar ik aan toe ben. Momenteel zit ik tussen fase 1 en 2. De 100.000 EUR heb ik wel bereikt nu, maar een aanzienlijk deel hiervan zit nog in de overwaarde van de woning.
Door het op te knippen in fases kan ik ook makkelijker plannen naar de toekomst, en dingen helder krijgen. Zo bereiken we fase 2 over ongeveer een jaar, en fase 3 over ongeveer 3 jaar.

Je ziet ook een “split” tussen fase 3 en 4. T/m fase 3 gaat het om absolute bedragen. Daarna wordt het relatief. Je ziet in de latere fases dat het sneller zal gaan (er wordt immers nog passief én actief vermogen opgebouwd), maar het is daar ook veel afhankelijker van je gekozen levensstijl. Er zijn ongetwijfeld mensen die niet alleen de wereld rond willen reizen, maar ook een personal trainer, lattes op een terras en witte wijn sippen op een terrasje in de binnenstad weten te verheffen tot nieuwe kunst.

Verschillen tussen FIRE (US) en FOWO (NL)

In het afgelopen jaar ben ik zeer geïnteresseerd geraakt in het concept van “Fire”: Financial Independent, Retire Early. Dit nav. een commentaar op nu.nl onder een bericht over schulden en mijn nieuwsgierigheid was aangewakkerd: wat betekent FIRE?
Zo kwam ik terecht op een Nederlands blog (vergeten welke) en vanaf daar weer op het blog van Mr. Money Mustache. Ik heb álle berichten gelezen. En meer. Ik ben naar Early Retirement Extreme gegaan, de Frugalwoods, MadFientist, ChooseFIRE en vele honderden podcasts, tientallen boeken over investeren in het algemeen etc.

Maar de meeste bronnen (die ik gelezen heb) zijn Amerikaans. En hier zitten zéér grote verschillen met de Nederlandse situatie: Financieel Onafhankelijk, Werk Optioneel. Uiteraard is het belastingstelsel anders (je betaalt quasi geen inkomstenbelasting in de VS), maar ook sociale zekerheid, verzekeringen en maatschappij. Op deze pagina probeer ik de verschillen uiteen te zetten en enigzins een idee te geven van de invloed op je eigen financiële onafhankelijkheid.

Amerika is groter: Geo-arbitrage

De Verenigde Staten is een veel groter land en dat betekent dat, binnen dezelfde taalzone, je makkelijk gebruik kunt maken van een begrip wat “geo-arbitrage” heet. Dit is het gebruik maken van gebieden met relatief lage woonlasten en relatief hoge inkomens. In Nederland zijn deze verschillen kleiner. Ze zijn er wel: wonen in Amsterdam is duurder dan in Drenthe, maar ook de kansen op banen zijn groter. Vergelijk dit met Seattle of New York City: er zijn nauwelijks verschillen in inkomsten tussen die steden, maar het wonen in Seattle is toch aanzienlijk goedkoper dan in New York City.

Credit Card gebruik: Reward Credit cards

In de VS wordt heel veel afgerekend met credit cards. Niet alleen boodschappen, maar ook auto’s, de huur, ijsjes, vakanties, vliegtickets, hotels etc. In Nederland worden credit cards vooral gebruik voor het boeken van online vliegtickets (wat vroeger vrijwel alleen met credit card ging) of het huren van auto’s (wat nog steeds lastig is zonder credit card). Het betalen van je restaurantrekening of boodschappen is hier geen gemeengoed. Dit betekent dat er minder problemen zijn met creditcard schulden, maar ook dat je geen gebruik kunt maken van de veelgehoorde opties in Amerikaanse blogs over het sparen van punten of rewards met je credit card.

Schoolsysteem: studiekosten & studieleningen

In de Verenigde Staten werkt vrijwel alles met een “marktidee”. Dus ook de meeste universiteiten zijn commerciële bedrijven, evenals de verstrekkers van studieleningen. Dit betekent dat de studiekosten zéér hoog zijn in vergelijking met Nederland (Nederland: 2143 EUR per jaar, VS ruim 10000 dollar per jaar voor een openbare universiteit tot > 50.000 dollar per jaar voor een Ivy-league universiteit als Harvard of Yale).
Helaas werkt dit dubbel door. Een snelle rekensom leert dat een Harvard-opleiding zo’n 200.000 dollar kost, tegen 10.000 in Nederland. De kans dat je voor die 200.000 dollar een studielening nodig hebt is daarmee groot. De rente op deze studieleningen bedraagt in de VS ruim 3%. In Nederland is de rente op een studielening 0%. Ja, nul procent.

Die 3% telt echter al vanaf het eerste jaar. Je hoeft pas 6 maanden na afstuderen te beginnen met betalen (in veel gevallen), maar de eerste 1500 dollar rente heb je al te pakken. Per jaar. Simplistisch gerekend betekent dit een “compounded” effect van nog eens 15.000 dollar aan rente over die jaren. Alleen de rente bedraagt daarmee al ruim 540 dollar per maand. Maw: met de rente die een Amerikaanse Harvard-student betaalt, heb jij in minder dan 2 jaar de volledige studieschuld afgelost. Woonlasten ed. laten we verder buiten beschouwing.

Zorgverzekering

In de VS is een zorgverzekering geen verplichting. De zorgkosten zijn daarbij ook nog eens veel hoger. Wij betalen weliswaar meer belasting, maar hier staat een zeer betaalbare zorg tegenover. Uiteraard wordt er ook in Nederland geklaagd, maar onze zorgkosten bedragen hier ongeveer 1200 EUR per jaar per volwassene (excl. aanvullende pakketten of zorgtoeslag). In de VS is dit gemiddeld 6.000 dollar per gezin, uitgaande dat werkgever gemiddeld 71% bijdraagt (bron).
In Nederland komt een faillissement door zorgkosten eigenlijk niet voor: de zorgverzekeraar kost de meeste voorkomende problemen, zoals chemokuren, hartoperaties, hersenchirurgie na een ongeval etc. In de VS is faillissement als gevolg van medische kosten geen uitzondering, evenals een tweede hypotheek op de woning (home-equity loan).

Dit houdt in dat je in Nederland veel minder reserves hoeft te houden voor je ziektekosten. Als je het eigen risico kunt betalen (en uiteraard de maandelijkse premie) dan heb je verder geen reserves nodig.

Ontslagwetten

In de VS kun je ontslag nemen wanneer je wil, en ontslagen worden wanneer je baas wil. Dat is de ongenuanceerde versie. Uit films kennen we de “two-weeks notice” wel. Hier is dat ondenkbaar. Normaliter heb je 1 maand opzegtermijn en de werkgever 2, per einde van de maand. In sommige gevallen zelfs maximaal 3 & 6 maanden (zoals ondergetekende). Zolang de werkgever niet failliet gaat, betekent dit dat een ontslag nóóit onverwachts komt. Wel het moment dat je gezegd wordt dat je ontslagen gaat worden, maar niet het moment dat je werkelijk op straat staat. Dit betekent dat je een (kleine) periode hebt om aanpassingen te doen in je uitgavenpatroon en problemen aan kunt zien komen.

Na ontslag heb je doorgaans tot maximaal 2 jaar recht op WW-uitkering, die een stuk gunstiger is dan in de VS. Je hoeft dus minder reserves te houden voor het onverwachts ontslagen worden.

Ook bij een faillissement loop je relatief weinig risico: het UWV betaald achterstallig loon tot 3 maanden terug tot maximaal 150% van het maximum dagloon én achterstallige pensioenpremie tot maximaal 12 maanden. Het UWV betaalt doorgaans ook zeer snel een voorschot.

Last, but not least: je mag hier niet (zomaar) ontslagen worden bij ziekte. Dat is een mijnenveld waar de meeste werkgevers zich niet aan wagen.

Pensioenregelingen

In Nederland kennen we de AOW, in de VS hebben ze een vergelijkbaar systeem met State pensions. Dit kan in beide gevallen aangevuld worden. In Nederland kennen we uitkeringsovereenkomsten (middenloon & eindloon-regelingen) en “beschikbare premie”. In dat laatste geval spaar jij voor jouw pensioenpot. In het eerste geval wordt er geld ingelegd in een grote pot, waarmee de pensioenen van iedereen wordt betaald. In ieder geval, voor het doel van dit artikel werkt dat ongeveer zo.

In de VS heb je 401k, 403b, 457, IRA’s, SEPs en Roth IRA’s. De verschillen zijn niet zo groot met Nederland: er wordt geld ingestopt (soms voor de belastingen zoals bij de 401k, 403b, 457, dus gelijk aan het Nederlandse pensioenstelsel met beschikbare premie) en soms na belastingen (en dan geldt er dus geen belastingvoordeel op inkomstenbelasting).

Hoe het precies werkt maakt voor ons weinig uit. Belangrijkste zijn de overeenkomsten: zorg dat je zoveel mogelijk bijdraagt aan je pensioenpot, omdat dit van je brutoloon afgaat en niet van je nettoloon. Je hebt dus, zeker bij hogere inkomsten, een belastingvoordeel. Echter, in de meeste gevallen heb je geen keuze en moet je meedoen aan een pensioenregeling. En dat is goed.

Capital Gains Tax

In de VS betaal je belasting over de waardevermeerdering van je aandelen, in sommige gevallen. Nederland kent geen Capital Gains Tax: als jouw aandeel nu 100 EUR waard is en morgen 100.000 EUR, dan heb je 99.900 EUR winst, belastingvrij.

Wel kennen we een vermogenrendementsheffing: een belasting over een fictief rendement. Er geldt een vrijstelling van 30.846 (of 61.692 voor fiscaal partners). Daarboven betaal je 30% over een fictief rendement van 1.8% (trage rekenaars: dat is 0.54%) over de eerste 72.797 EUR. Dit fictieve rendement loopt op naar 4.22% tot ongeveer een miljoen (dus netto 1.27%) en daarboven 5.33% (netto 1.6%). Men gaat er vanuit dat je met een groter vermogen een hoger rendement kunt behalen.

Je hoeft in Nederland dus geen rekening te houden met Capital Gains Tax en actief handelen zoals je leest in de Amerikaanse blogs of hoort in de Amerikaanse podcasts. Uiteraard moet je nog steeds niet actief handelen, ivm. transactiekosten.

Overige verschillen

Uiteraard zijn er overige verschillen, maar geen grote in het oogspringende waar je rekening mee moet houden als je gaat plannen voor “FOWO”. Kleine verschillen zitten in property tax (OZB) die in de VS hoger is en uiteraard loonbelasting die in de VS aanzienlijk lager is. Hiermee is er een kleinere winst te halen voor Amerikanen voor hun hypotheekrenteaftrek (die ook daar bestaat), maar dit is weer afgezet tegen een doorgaans veel hoger rentetarief.

Hou dit allemaal een beetje in gedachten als je de Amerikaanse blogs leest of podcasts luistert!

Welvaart & financiële onafhankelijkheid

Van oudsher is ons geleerd dat je met pensioen gaat, op het moment dat je een bepaalde leeftijd hebt bereikt. En ergens is het er ingeslopen dat “welvaart” hetzelfde is als “rijk” zijn. Dat laatste is op zich waar, maar dit hangt af van je definitie van rijkdom.
Voor mij is dit relatief eenvoudig: zolang ik mij geen zorgen hoef te maken over mijn financiën en ik kan doen wat ik wil, dan ben ik rijk en welvarend. Dit betekent dat mijn inkomsten groter zijn dan mijn uitgaven, terwijl mijn uitgaven wél dekken wat ik belangrijk vind. Dit laatste is voor iedereen anders.

Het is voor mij in de corona-crisis ook anders geworden. De afgelopen 10 jaar heb ik veel gereisd voor mijn werk. Soms gepland, soms extreem ad hoc. Dit vond ik leuk, maar op een gegeven moment kregen we kinderen. En daarmee werden de prioriteiten ook anders: het was niet langer leuk en uitdagend om op zaterdag een reis te boeken naar Italië voor het werk…de volgende dag.

En daar komt financiële onafhankelijkheid om de hoek. Het gaat niet noodzakelijkerwijs om niet meer te hoeven werken. Maar wel om de lasten dermate laag te houden dat het type baan dat je accepteert op je eigen voorwaarden is. Dat is voor mij een eerste stap naar onafhankelijkheid. Ik wil zoveel mogelijk tijd doorbrengen met mijn gezin. Idealiter werk ik van 8:45 tot 13:50 zodat ik ze weg kan brengen naar school en weer kan ophalen, en ben ik alle vakanties vrij. Dát is welvaart voor mij.

De volgende stap is werkelijke financiële onafhankelijkheid: het opbouwen van een voldoende groot vermogen zodat de inkomsten uit passieve stromen groot genoeg zijn om je levensstijl te kunnen bedruipen. Het geld het werk laten doen. Je kunt dit “rentenieren” noemen, maar dit wordt veelal verward met het verkrijgen van rente op je spaargeld (wat nooit voldoende is om van te rentenieren). Deze stap gaat bij ons nog even duren: januari 2037 volgens de laatste inzichten.