Recentelijk had ik een discussie met een meneer op Twitter. Een piloot, volgens zijn eigen bio. Hij, van WC-eend, vindt uiteraard dat iedereen zoveel mogelijk moet vliegen. Immers, de consument bepaald etc.
Daar was ik het niet helemaal mee eens. Nog steeds niet, eerlijk gezegd. Immers, wij als consument bepalen voor een groot deel wat we doen, onder invloed van de portemonnee. Het is woest aantrekkelijk om naar Barcelona te vliegen voor een tientje (of 3), ipv. met de trein naar Antwerpen te gaan wat duurder is. Er is geen “level playing field”: zo zit er wel BTW op treinkaartjes, maar niet op vliegtickets. Ook wordt er geen belasting of accijns geheven op kerosine, en wel op andere brandstoffen.
Nu heb ik in het verleden veel gevlogen: Japan, China, Maleisië, Hong Kong, VS, Australië, Mexico, Israël, Turkije, Oostenrijk, Italië, Denemarken, Finland, Zweden, UK. Allemaal voor het werk. In de privé-sfeer alleen naar Mexico en Nepal en een keertje naar een Canarisch eiland.
De zakenreis praatte ik altijd goed voor mezelf: als ik het niet deed, deed iemand anders het wel. Voor een deel is dat ook zo. Maar ook hier mogen we kritischer zijn. Tijdens de coronacrisis bleek er opeens heel veel niet “noodzakelijk” en was Teams/Webex/Zoom/GoogleMeet een prima alternatief. Waarom nu dan niet meer?
Het antwoord: dat is het in veel gevallen wel degelijk. Niet voor alles. Maar wel voor een aantal. En nu is het zo dat ik voor een grote beurs in januari naar de VS zou gaan, met een aantal collega’s. We hebben echter besloten de delegatie te halveren. Dan hebben de anderen het maar iets drukker, het scheelt het bedrijf bákken met geld en het sluit stukken beter aan bij onze duurzaamheidsdoelstellingen.
Ten slotte is de reis op zichzelf wel “noodzakelijk”, maar niet voor iedereen.
Dus, beste piloot: ik heb de daad bij het woord gevoegd. Mijn jaarlijkse januari-trip naar de VS is er niet meer. Dat er nog velen mogen volgen!
Mooi en door hé!