Aandeel van inflatie-gevoeligheid in uitgaven

Vooral aan het begin van het jaar worden we er mee “doodgegooid”: de inflatiecijfers. Al vaker heb ik aangegeven dat dit een niet-geschikte methode is voor individuele huishoudens om de stijging van kosten in kaart te brengen: inflatie is namelijk persoonlijk. Het hangt af van hoe je woont (huur of koop), wel of geen kinderen, waar je woont, of je wel of niet rookt en drinkt en wel of geen auto rijdt. Want de meeste van deze dingen worden meegewogen in het mandje van het CBS. Maar als jij niet rookt, wordt je niet geraakt door een prijsstijging van tabak.

Aan de andere kant worden de woonlasten zoals gemeentelijke belastingen niet meegenomen in de inflatiecijfers, evenals kosten voor kinderopvang of het feit dat je kinderen groeien en dus nieuwe of duurdere kleren nodig hebben. Immers, de prijs van een broek kan bijvoorbeeld stabiel blijven. Maar als je zoon in een groeispurt zit heb je er meer nodig dan wanneer deze volgroeid is.

Inflatie-gevoeligheid

Deze inflatie-gevoeligheid is iets wat ik mis in veel finance blogs en nieuwsberichten. De inflatie heeft een grote impact op je koopkracht(ontwikkeling), maar moeilijk in te schatten wat de gevoeligheid is voor jouw persoonlijke situatie omdat deze ook wijzigt. Daarom heb ik eens gekeken naar mijn eigen inflatie-gevoeligheid.
De methode is vrij simpel en basaal, wellicht te simpel: ik heb gekeken naar 3 categoriën aan kosten: vaste kosten (die niet kunnen stijgen, redelijkerwijs), niet-beïnvloedbare kosten en direct beïnvloedbare kosten. Dit heb ik uitgemiddeld over de afgelopen jaren, behalve daar waar de werkelijke kosten werkelijk anders zijn. Zo heeft het geen zin om te kijken naar de hypotheek van mijn vorige woning en dat mee te middelen. Ook heeft de kinderopvangkosten van 2017 weinig invloed op de kosten van 2021. Het zou het gemiddelde wel drukken, maar niets toevoegen.

Allereerst kijk ik naar de vaste kosten. Dit zijn mijn hypotheek, de private-lease-auto-die-veel-te-duur-is en de kosten voor mijn studielening:
Hypotheek: 1199 EUR (rente + aflossing)
Auto: 664,32 EUR
Studielening: 162,20 EUR
Totaal: 2025,20 EUR

Deze kosten zijn contractueel vastgelegd: de rente van de studielening ligt vast tot deze is afgelost, de autokosten zijn bepaald en de hypotheek ligt vast.

De volgende categorie zijn de niet-beïnvloedbare kosten. Dit is wellicht niet de beste term, want ze zijn wel degelijk te beïnvloeden. De hoofdmoot wordt bepaald door kinderopvang en we kunnen er voor kiezen om dit te beëindigen. Maar dat is niet evident en vergt enkele maanden. Ook de Nuts-kosten zoals deze in dit overzicht staan zijn te beïnvloeden. Dit is namelijk een combinatie van kabeltv, internet, gemeentelijke belastingen, energie en water. Allemaal kosten die te beïnvloeden zijn, behalve de gemeentelijke belastingen (muv. afvalstofheffing en hondenbelasting).

Kinderopvang: 1044,03 EUR
Nuts: 267,03 EUR
Verzekeringen: 102,86 EUR
Sporten (zwemles): 60 EUR
Totaal: 1473,91 EUR

De laatste categorie is het meest interessant: de direct beïnvloedbare kosten. Dat zijn dingen waarvan ik op ieder moment kan bepalen of ik ze wel of niet koop. Brandstof, hondenvoer, horeca, etc. Een minimum hiervan is wel nodig, maar kan gedeeltelijk geschrapt worden of uitgesteld.

Brandstof: 160 EUR
Diversen: 361,7 EUR (incl. woningonderhoud)
Honden: 91,1 EUR
Horeca: 193,2 EUR
Kapper: 18,4 EUR
Kleding: 158,5 EUR
Levensonderhoud: 639,3 EUR
Vakantie: 250 EUR
Zakgeld: 350 EUR
Totaal: 2222,11 EUR

Bovenstaande houdt het volgende in:
Omstreeks 36% van mijn kosten zijn niet onderhevig aan inflatie. iets meer dan 26% is direct onderhevig aan inflatie en niet aan te pakken zonder grote familiaire concessies zoals het beëindigen van de kinderopvang.
Blijft over een stuk van bijna 40% aan kosten (39,42% om exact te zijn) welke direct beïnvloedbaar zijn.

“Hedging” inflatie

De gemiddelde inflatie drukt op de koopkracht, maar slechts op 64% van mijn totale kosten. Een belangrijk deel is ongevoelig. Dit is als het ware een “inflatie-hedge”: doordat zij niet meestijgen met het inflatie-niveau, telt de rest minder zwaar. Dat werkt als volgt:
3696,02 EUR van mijn maandelijkse uitgaven zijn gevoelig voor inflatie. Als deze kosten met 4% per jaar stijgen hebben we het over een stijging tot 3843,86 EUR ofwel 147,84 EUR per maand. Dit brengt echter de gemiddelde inflatie op mijn uitgaven tot 2,6 % (want 147,74 op de oorspronkelijke 5637,6 EUR = 2,6%.

Maar ik heb nog een belangrijke hedge: mijn energielasten. Deze staan in bovenstaande kosten (onder “nuts”) voor 86 EUR per maand, maar zijn feitelijk 0 EUR omdat ik netto-leverancier ben. Ook al stijgen deze kosten, voor mij stijgen ze niet, althans voorlopig niet. Dit maakt de gevoeligheid voor prijsstijgingen nog iets kleiner. Ook zijn er andere “hedges” tegen inflatie: kinderopvangtoeslag stijgt bijvoorbeeld mee met de stijgingen in de kinderopvangkosten, waardoor prijsstijgingen daar niet zoveel pijn doen.

De grootste crux zit in kosten die niet beïnvloedbaar zijn maar wel gemaakt moeten worden: (zorg)verzekeringen, lokale belastingen en kosten voor voedsel. Op dat laatste kun je bezuinigen, maar eten moet je toch. Op de eerste 2 heb je nauwelijks tot geen invloed. In mijn geval zijn deze categoriën goed voor bijna 18% (17,84%) van de totale kosten in mijn huishouden. Een stijging van 4% op deze kosten brengt het geheel op 18,6%.

Lagere inkomens zijn gevoeliger

Des te lager je inkomen is, des te groter is de impact van een stijging van kosten. Niet alleen in absolute getallen (40 EUR overhouden of tekort komen per maand scheelt 1000 EUR per jaar!), maar ook in percentages. Ook lagere inkomens zijn naar alle waarschijnlijkheid ongeveer 1000 EUR per maand kwijt aan voedsel, lokale belastingen en (zorg)verzekeringen in een vergelijkbare gezinssituatie.

Echter, als dit gezin in een sociale huurwoning woont (max. 750 EUR per maand) en geen honden heeft of dure private-leaseauto, dan is dit percentage reeds opgelopen tot 22.9%.
Een stijging met 40 EUR (de eerder genoemde 4%) betekent dat de onvermijdbare kosten (eten, verzekeringen & lokale belastingen/nuts) toenemen tot 23.8% van de totale uitgaven. Met daarbij de aantekening dat de huur wél meestijgt met de inflatie, waar een hypotheek dit niet doet!

Goed met Geld: het advies dat Nibud zou moeten geven

Op 20 december verscheen er een artikel op Nu.nl over het feit dat veel mensen een grotere buffer hebben door corona, met de vraag of dit wel genoeg is.

Dit soort artikelen lees ik als Geldsnor natuurlijk altijd, maar wellicht anders dan de gemiddelde Nederlander. De vragen en opmerkingen die naar voren komen zijn relevant, maar vaak mis ik de echte oplossingen.

Standaard komt het Nibud naar voren en een aantal geld-experts. Het Nibud stelt in dit artikel bijvoorbeeld:
“Een stel dat samen anderhalf keer modaal verdient en een kind van vier, een koophuis van doorsnee waarde (WOZ-waarde iets boven de 300.000 euro) en een auto heeft, moet zo’n 20.000 euro als buffer hebben staan, volgens de BufferBerekenaar.”

Daar hoort vervolgens nog deze quote bij:
“De logica achter dat bedrag is dat hoe meer je verdient, hoe duurder de spullen zijn die je hebt. In de berekenaar zijn de bedragen opgesplitst. Dat geeft je een beeld met welke kosten je te maken zou kunnen krijgen – als alles tegelijkertijd mis zou gaan”, zegt Karin Radstaak van het Nibud.”

En daar gaat het mis. De afkorting Nibud staat voor Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting. Waar is de logica dat “hoe meer je verdient, hoe duurder de spullen zijn die je hebt”? Deze “lifestyle-inflation” is inderdaad normaal. Je verdient meer en koopt een groter huis, duurdere auto, en dure spullen. Als je vervolgens in de problemen raakt door bijvoorbeeld werkloosheid of dure reparaties, dan heb je een probleem. Want doorgaans wordt er iets vergeten door “hoge inkomens”.

Je krijgt NIET 70% van je laatst verdiende inkomen

Veel mensen denken dat je, in geval van werkloosheid, 70% van je laatst verdiende inkomen krijgt. Wat vaak niet vermeld wordt en naar ik vermoed onbekend is bij velen, is dat dit helemaal niet het geval is. Je krijgt 70% van je laatst verdiende inkomen (en 75% de eerste 3 maanden), tot het maximum dagloon. Als je dit vertaalt naar een maximum maandloon, dan kom je op 4859 EUR bruto per maand. En daar dus 70% van. Dat is 3401 EUR aan maximale uitkering, inclusief vakantiegeld.

Dit is ruim boven modaal, maar als je uitgaat van de aanname van het Nibud (en de dagelijkse praktijk van velen), dan levert dit dus problemen op. Als je een inkomen hebt van 8000 EUR per maand is de maximale uitkering nog maar 42.5% van je laatst verdiende inkomen. Als je jouw uitgaven vervolgens hebt gebaseerd op 100% van de 8000 EUR per maand, dan heb je een levensgroot probleem: je verliest 57.5% van je inkomen per maand. In plaats van (netto) 4750 EUR per maand (bij 8000 EUR) krijg je nog “maar” 2400 EUR. Met een buffer van 20.000 EUR heb je dus 8 maanden te gaan…

Verder stelt het Nibud dat van de 20.000 EUR buffer je 1650 EUR achter de hand moet houden voor je huis en 1000 EUR voor onverwachte rekeningen zoals naheffingen van de belastingdienst. Vervolgens stelt het artikel dat de grootste kostenpost de auto is, want als je deze wegstreept hoeft de buffer maar 8850 EUR te zijn. Dit betekent dat de buffer voor de auto tamelijk groot is: 20.000-1650-1000-8850: 8500 EUR.

Het advies dat Nibud zou moeten geven

Vergeef me de volgende harde uitspraak: Een buffer achter de hand houden voor een kapotte auto van 8500 EUR is belachelijk. Voor dat geld kun je een zeer goede tweedehands auto verkrijgen mocht er iets catastrofaals met je auto gebeuren. Voor 4000 EUR zou je ook wel een vervanger kunnen kopen.

Het belangrijkste advies zou moeten zijn: zorg ervoor dat je vaste lasten nooit hoger zijn dan 70% van het maximum dagloon (of 70% van je salaris, als je hier onder zit). Dit betekent dat bij een inkomen van 8000 EUR per maand (bruto) je lasten niet hoger zijn dan 2400 EUR. Als je 2 inkomens hebt, kun je 2x 70% pakken en je zit héél veilig. De kans dat je tegelijkertijd je baan kwijtraakt is niet zo groot en in ieder geval kleiner dan dat 1 van de 2 zijn/haar baan verliest.

Dát zou een advies zijn waar een “budgetvoorlichter” voor zou moeten strijden. De strijd aangaan met de gedachte dat het leven duurder moet worden als je meer verdient. Mensen leren dat als je inkomen stijgt, je dit verschil ook kunt sparen of je lasten verlagen. Niet om een hogere hypotheek aan te gaan, een duurdere telefoon te kopen of verderweg of vaker op vakantie te gaan.

Nu hoor ik je denken (als je hier boven zit): dat is onmogelijk! Dat kan helemaal niet!

Natuurlijk kan dat wel!

Maar dit is zeker wel mogelijk. De Geldsnor is het levende bewijs. Ons inkomen is behoorlijk hoog: gezamenlijk zo’n 7500 EUR netto per maand exclusief kinderbijslag, vakantiegeld en dertiende maand. Wel inclusief voorlopige teruggaaf en kinderopvangtoeslag.

Onze vaste lasten bedragen 4200 EUR per maand. Dit is inclusief alle variabele lasten die ik “vast” heb gemaakt: boodschappengeld en ons eigen zakgeld zitten hier bijvoorbeeld óók in. Hierbij komt nog een “variabele” lastenpost van ongeveer 800 EUR per maand. Gezamenlijk dus exclusief bijzondere lasten zoals mijn klushobby ongeveer 5000 EUR per maand.
Dit betekent dat ons uitgavenpatroon ongeveer 67% van onze vaste inkomsten zijn.

Maar als ik uitga van 70% van het maximumdagloon en 70% van mijn vrouw haar salaris, dan komen we op netto 4400 EUR per maand. Nu komt de crux: een groot deel van de “vaste lasten” is helemaal niet zo vast. Zo zouden we de kinderopvang kunnen schrappen (-1044 EUR per maand) en tijdelijk ons “zakgeld” kunnen schrappen (-300 EUR per maand). In de flexibele lasten kunnen we in principe vrijwel alles schrappen, maar realistisch is 600 EUR. In totaal kunnen we dus vrijwel direct 1944 EUR per maand uit ons uitgavenpatroon schrappen.
Dit resulteert in uitgaven van nog 3000 EUR per maand (hypotheek, gas/elektra, verzekeringen, studielening, water, nuts, lokale belastingen, auto en eten).

Uiteraard vervalt dan ook de kinderopvangtoeslag. Als ik dit wegstreep houden we per maand nog 1100 EUR over, in het geval we állebei onze baan verliezen.

Volgens mij is dat een solide situatie: het geeft een hoop veiligheid en zekerheid, los van de buffers die we wel hebben.
Het betekent ook dat het mogelijk is om te leven ruim binnen je uiterste: we hebben een auto, we hebben 2 kinderen en wonen in een grote vrijstaande woning.

Dit is het advies wat het Nibud zou moeten geven:

“Zorg dat je uitgaven uiterlijk 70% zijn van je inkomen in de situatie waarbij je het inkomen verliest (WW). Alles boven de 70% moet facultatief zijn en in gesneden kunnen worden binnen 2 maanden.”

Disclaimer: ik ben me volkomen bewust van de woningmarkt en de woonkosten. Met een lager inkomen is het veel moeilijker om aan deze 70% te voldoen. Maar als iedereen bovenstaande advies gevolgd zou hebben, dan zou de woningmarkt nooit overspannen geraakt zijn.

Je moet méér sparen dan 10% van je netto-inkomen

De meeste mensen zijn ergens latent wel bekend met de Nibud-buffergetallen en spaarregels. Ik denk echter, dat de meeste mensen niet weten wat het nu eigenlijk inhoudt. Het Nibud zegt namelijk niet dat je 10% van je inkomen moet sparen.

Nee, het Nibud geeft aan dat je 10% moet sparen als buffer voor onverwachtse uitgaven. En dat is toch weer iets heel anders dan sparen…

Verschil tussen “buffer” en “sparen”

Eigenlijk is het verschil vrij simpel. Zoals het Nibud zegt, heb je een buffer om er voor te zorgen dat er bij tegenvallers geen aanpassing in de levensstijl noodzakelijk is of een lening aangegaan moet worden. Genoemde voorbeelden zijn onderhoud aan het huis & tuin, vervanging van inventaris, auto’s en onverwachte rekeningen (al kan een goede administratie daar natuurlijk uitkomst in bieden).

Een buffer is NIET bedoeld voor andere dingen, zoals werkloosheid en plannen voor je pensioen of vakantie. De vaak genoemde 10% van het Nibud (spaar 10% van je netto-inkomen) zijn uitsluitend bedoelt voor de opbouw van de buffer.

Wil je meer sparen? Dan doe je dit dus niet met de 10%. Je moet dus méér sparen dan 10%, als je vermogen wilt opbouwen en grotere plannen hebt. Het plaatsen van een dakkapel, warmtepomp en keuken zoals in ons geval komt dus niet goed met 10%.

10% in onze praktijk

In onze uitgaven-rubriek is al te zien dat wij doorgaans meer sparen dan 10%. We hebben een relatief kleine “buffer” zoals het Nibud deze bedoelt heeft. De rest wordt gespaard voor diverse doeleinden zoals de eerder genoemde dakkapel, warmtepomp en keuken die er volgend jaar bij komen.

We hebben ook minder buffer nodig: onverwachtse rekeningen hebben we zelden: abonnementen hebben we niet en de rest wordt minutieus bijgehouden in excel. Ook hebben we geen eigen auto’s: ik rij in een auto van de zaak en mijn vrouw rijdt ook in een lease-auto. Dat maakt het niet goedkoop, maar heeft wel het voordeel dat er nooit onverwachtse kosten zijn.

Het onderhoud van de tuin is natuurlijk vrijwel gratis. Akkoord, af en toe gaat de heggenschaar kapot (en die kost ~120 EUR als accu-uitvoering, dus 2 EUR per maand als deze 5 jaar meegaat) en misschien de grasmaairobot. In alle eerlijkheid zijn dit geen uitgaven die wij vooraf reserveren in een buffer. Iedere maand blijft er ongeveer 3.500 EUR vrij besteedbaar inkomen over om uit te geven zoals we willen. Daar kan een dergelijke uitgave dus wel vanaf. Bovendien is een dergelijk voorval niet urgent: je kunt de uitgave gemakkelijk uitstellen.

Anders wordt het bij wasmachines en drogers. Met ons gezin is de wasmachine essentieel. Een droger een stuk minder, we kunnen het altijd op de waslijn hangen. Maar ook hiervoor geldt dat de uitgave makkelijk gedaan kan worden.

De buffer houden wij enkel aan voor het geval van plotselinge werkloosheid. Ik heb ooit in de omstandigheid verkeert dat mijn werkgever failliet ging en mijn salaris niet betaalde. Het UWV betaald dan keurig een (deel van je) salaris door, maar daar zit wat vertraging in. De eventuele uitkering (70% van het maximumdagloon) is in ons geval ruim voldoende om van te leven zonder aanpassingen te doen. Het gaat dus puur om het opvangen van de eerste 6-8 weken waarin we geen salaris zouden ontvangen.

Conclusie: als je een (financieel) stressloos leven nastreeft, zul je meer moeten sparen dan 10%. De 10% is voor je minimale buffer, maar als je meer overhoudt kun je tegenvallers makkelijk opvangen van je gewone lopende rekening. Het geld wat je overhoudt kun je gebruiken om de vaste lasten te verlagen: lagere hypotheek, zonnepanelen, isolatie, warmtepomp. Of natuurlijk beleggen/investeren.